Uit het onderzoek blijkt dat in de 32 grootste Nederlandse gemeenten zo’n 53 procent van de buurten is ‘versteend’. In deze buurten wonen in totaal 3,5 miljoen mensen. Bij één op de tien buurten is geen aaneengesloten stuk groen van minimaal één hectare te vinden. In de meest versteende buurten is slechts nul tot twee vierkante meter groen per woning beschikbaar.

Nieuwbouwwijken gebouwd na het jaar 2010 scoren weliswaar beter op groen dan oudere wijken, maar bij een derde van nieuwbouwbuurten wordt het criterium van 75 vierkante meter alsnog niet gehaald.

In Haarlem, Westland, Amsterdam, Delft en Tilburg staat het er het slechtst voor met vergroening. Gemeenten die relatief goed scoren zijn Emmen, Almere en Haarlemmermeer. Van de vier grootste gemeenten doen Rotterdam en Utrecht het naar verhouding beter dan Den Haag en Amsterdam.

75 vierkante meter is haalbaar

Natuur en Milieu hanteert twee criteria om te bepalen of buurten ‘versteend’ zijn. Het eerste criterium is de beschikbaarheid van minstens 75 vierkante meter groen per woning, waarbij alles wordt meegeteld dat niet versteend is zoals parken, grasvelden en water. In de Nota Ruimte (2004) heeft het Rijk dit als minimale ondergrens gesteld.

‘Die 75 vierkante meter is helemaal niet zo veel, maar het levert veel baten op rondom hittestress en biodiversiteit’, aldus Rob van Tilburg, directeur Programma’s bij Natuur en Milieu. De richtlijn is volgens hem wel degelijk haalbaar.

Het tweede criterium is een advies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Dat stelt dat elke buurt over tenminste één hectare aaneengesloten groen moet beschikken. Beide criteria zijn richtlijnen en geen verplichting voor ontwikkelaars en gemeenten..

‘Heel wat wijken zijn nu aan renovatie toe. Industrieterreinen vlakbij de stad worden getransformeerd en er zijn veel locaties die te maken hebben met functieverschuiving van winkels en kantoren naar extra woonruimte’, zegt Van Tilburg. Hij zou graag zien dat 75 vierkante meter groen per woning een harde norm wordt bij gebiedsontwikkeling. Door normen vast te stellen in de aanstaande Omgevingswet, kan het Rijk volgens hem gemeenten helpen om te voldoen aan vergroeningsdoelstellingen.

Kwantitatieve norm

Van Tilburg: ‘Het Rijk moet allereerst nadenken over een kwantitatieve norm, een duidelijke handleiding via de Omgevingswet. Dan kunnen gemeenten verder kijken hoe ze die vereiste groenvoorziening kunnen invullen en beheren. Zo kan je op verschillende plekken anders gebruik maken van verschillende natuurkwaliteiten.’ Door de kwalitatieve invulling over te laten aan gemeentelijk bestuur, kan er ook bij nieuwe woonvormen flexibel worden gekeken naar de opties voor groenvoorzieningen.

Ook bij verdichte woonomgevingen zijn er volgens Van Tilburg genoeg mogelijkheden om tot voldoende groen te komen, al moet daar wel bewust voor gekozen worden in verband met de steeds schaarser wordende ruimte. ‘Het Rijk zou gemeenten kunnen vragen om een biodiversiteitsprogramma of een handleiding voor vergroening. Wat het ook wordt: laten we in ieder geval voorkomen dat vergroening wordt verdrongen door de woningbouwopgave.’

Betrek de burger bij vergroening

Voor Wout Veldstra, directeur van Stichting Steenbreek valt het onderzoek van Natuur en Milieu allerminst rauw op het dak. ‘Wij zijn al jaren op de hoogte van de verstening van steden. Het schiet nog altijd niet erg op.’ Gemeenten beschikken volgens hem in veel gevallen over te weinig budget om substantieel grote groengebieden aan te leggen, investeerders van woningbouwprojecten dragen ook te weinig bij. ‘Er verandert weinig, ondanks positieve resultaten door projecten met bewoners.’

Hij ondersteunt de oproep tot het invoeren van normering, maar erg veel vertrouwen heeft hij niet. In de meeste steden is nu duidelijk zichtbaar dat een richtlijn of norm nog weinig tot niets heeft bijgedragen. ‘Het Rijk doet al heel lang niet meer zoveel aan deze opgave. Het ligt nu bij gemeenten. En daar blijkt het juist steken.’ Zet als gemeente sterk in op bewonersparticipatie, aldus Veldstra: ‘Probeer het via de zachte lijn en zorg dat bewoners hun eigen tuin en straat vergroenen. Maak hen medeverantwoordelijk voor groenvoorzieningen.’ Daar is zeker animo voor onder inwoners, aldus de directeur.