Nog maar twee tot drie procent van de Nederlandse bossen bestaat voor een substantieel deel uit inheemse wilde bomen en planten. Dit concludeert ecoloog Bert Maes na dertig jaar veldwerk door Nederland.
Het vorige kabinet besloot in het nieuwe nationale klimaatbeleid CO2-uitstoot te compenseren door in 2030 tien procent extra bos bij te planten, maar de selectie van de nieuwe bomen sluit volgens de ecoloog niet aan bij de bestaande natuur. Zo worden bomen geplant die niet in de regio’s en bij bostypen thuishoren. Dit verdringt ‘wild’ bos.
‘Blinde vlek’
‘Er is in Nederland uitzonderlijk weinig aandacht voor de kwaliteit van bossen. Er bestaat geen opleiding waar je kunt leren hoe onze bossen in elkaar steken, welke bomen er thuishoren en waarom. Ook in de nieuwe bossenstrategie is dit een blinde blek’, zegt Maes tegen Nu.nl. De strategie heeft een kokervisie op CO2-reductie, vindt de ecoloog.
De aanplant van de tien procent extra bos is op sommige plekken al begonnen, volgens Maes met grote gevolgen voor de Nederlandse biodiversiteit. ‘Een uniek rivierbos in Noord-Limburg en de oude boskern van Overlangbroek in de provincie Utrecht kunnen als genenbron als verloren worden beschouwd.’
Waar wel inheemse bomen en struiken worden gepland, zijn deze vaak alsnog niet gebiedseigen. Uiterlijk zijn de verschillen subtiel, maar ecologisch kunnen die verschillen grote gevolgen hebben, aldus hoogleraar plantecologie Joop Schaminée tegen Nu.nl. ‘Neem de sleedoorn. Wij denken inmiddels dat die hoort te bloeien in februari of maart, maar dat is de Zuid-Europese, die massaal is aangeplant langs snelwegen. Die heeft een ander bloeiritme, afgesteld op het mediterrane klimaat. De Nederlandse sleedoorn bloeit half april.’