Onder druk van woningbouwplannen komt cruciale werkgelegenheid die zorgt voor praktische banen in de verdrukking op bedrijventerreinen als de Achtersluispolder in Zaandam, Bickhorst in Den Haag en Schieoevers in Delft. Werkgevers beklaagden zich in het Financieele Dagblad dat hen geen alternatief geboden wordt, of ze moeten verkassen naar de Flevopolder. In plaats daarvan pleiten werkgevers voor de bouw van méér huizen in de Almere, zodat zij niet hoeven te wijken voor nieuwe woningen. Voor Stadszaken was het aanleiding om een rondgang langs experts te doen, met de vraag: Wat moet VRO-minister Hugo de Jonge doen om ruimte voor werken in de stad te garanderen?
Theo Föllings, Voorzitter SKBN: ‘Meer ruimte voor economie en maatschappij in de stad’
‘Het is goed om te zien dat nu ook het FD het onderwerp dynamiek in de stad in het vizier heeft en zelfs op de voorpagina heeft geplaatst. Het is een issue dat de stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland (kortweg SKBN) al geruime tijd aan het agenderen is, op tal van burelen. Met het voorbeeld uit Zaanstad heeft het FD een mooie case uitgewerkt waarin precies het dilemma wordt weergegeven waar de wethouders nu maar ook na de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2022 mee worden geconfronteerd. En dit probleem speelt zich niet alleen af in Zaanstad maar in zeer veel gemeenten in Nederland.
De kern van het grote dilemma is dat we op korte termijn een probleem oplossen inzake de woningbouw, maar op lange termijn de economische dynamiek en broodnodige werkgelegenheid vernielen en de stad uitjagen. Treffend om te zien dat letterlijk een groot aantal banen ook verloren gaan. Het zijn juist die banen die we hard nodig hebben aan de onderkant van de arbeidsmarkt. En de uitdaging circulaire economie vraagt ook om diezelfde bedrijfsruimte.
Om dat op lange termijn te herstellen en alternatieven te zoeken is een kostbare zaak. Natuurlijk vormt woningbouw een issue, daar sluiten we onze ogen niet voor, maar het begrip cost of onwership en een meer maatschappelijke kosten-baten0analyse zou hier op zijn plaats zijn.
Binnenkamers bij de SKBN wordt ook wel eens gemopperd ‘die eerste en tweede miljard voor de woningbouw-impuls moet nog steeds ergens verdiend worden’. Laten we goed kijken naar alternatieven en de handen ineenslaan om te komen tot een integrale afweging van dit soort ruimteclaims. Voor meer relevante adviezen over bedrijfsterreinen, logistieke terreinen en Smart energy hubs terreinen verwijs ik naar het SKBN manifest: waarde voor economie én maatschappij.’
Lisette van der Kolk, adviseur Integrale Gebiedsontwikkeling bij TwynstraGudde: ‘Tweedeling tussen inwoners dreigt’
‘De nieuwe minister voor VRO heeft heel wat op zijn bordje. Wat vaststaat is dat in de beperkte ruimte in de stad naast bestaande functies ook nieuwe grote opgaven ruimte claimen – denk aan de energietransitie of klimaatadaptatie. In combinatie met de enorme woningbouwopgave moeten bestaande functies van de stad, zoals werken, zeker niet worden vergeten.
Met name de ruimte voor de maakindustrie neemt af nu bijna alle steden bezig zijn om bedrijventerreinen te transformeren naar woningbouw. Vroeger was het noodzakelijk om de fabrieken naar de rand van de stad te verplaatsen, vanwege de vervuiling die de maakindustrie veroorzaakt. Nu zijn vooral de steeds hoger stijgende vierkantemeterprijzen door het tekort aan woningen de oorzaak. Het is extreem lastig om nieuwe ruimte voor bedrijvigheid te vinden, maar ook om de bestaande plekken te behouden. Bedrijventerreinen staan onder druk, met als gevolg dat werkplaatsen de stad uit worden geduwd.
Maar let op, want de maakindustrie in de stad heeft een belangrijke economische functie. Het zorgt ervoor dat een diverse groep inwoners in eigen stad aan het werk kan en is daarmee een belangrijke aantrekkingskracht. Er dreigt een tweedeling tussen inwoners die een baan vinden in kantoorachtige omgeving in de stad en inwoners die werken in de maakindustrie en geconfronteerd worden met steeds grotere reisafstanden naar hun werk.
Wat zou helpen om dit negatieve effect te voorkomen is een meer integrale benadering. Het uitgangspunt daarbij is dat ruimtelijke opgaven met elkaar verbonden zijn. Zoals bijvoorbeeld de leefbaarheid van een stad, voldoende aanbod aan divers werk, het welzijn van bewoners, de bereikbaarheid en het realiseren van betaalbare woningen. Om dat te bereiken moet het Rijk meer regie nemen binnen het ruimtelijk domein. Werk minder met sectorale doelen voor de energietransitie, klimaatadaptatie of woningbouw. Het gaat er bij gebiedsontwikkeling in de stad om dat de verschillende opgaven in samenhang met elkaar worden bekeken en afgewogen. En ja, ook werken is daar een belangrijk aspect in.’
Gerlof Rienstra, Rienstra Beleidsonderzoek en Beleidsadvies: ‘Werken plaatsen bij wonen, voor zover mogelijk’
‘Ruimte voor bedrijven in de categorieën industrie, bouw, logistiek en niet te vergeten circulaire activiteiten die zich lastig verhouden tot de functie wonen, moet geborgd blijven. Het is daarom belangrijk dat daarvoor geschikte werklocaties blijven bestaan.
Bovengenoemde bedrijventerreinen zijn met een maximale milieucategorie 4 voor zogenaamde hoge milieucategorie (HMC)-bedrijven. Het zijn vaak beton- en asfaltcentrales die op de schopstoel zitten, omdat die aan kades gevestigd zijn met relatief veel milieuhinder zoals geur, geluid en transportbewegingen per schip of vrachtwagen. Het is nog niet precies te zeggen hoeveel bedrijven moeten wijken, omdat er nog met bedrijven onderhandeld wordt. Wel is op Schieoevers inmiddels een nieuw bedrijfsverzamelgebouw in het voormalige NKF-pand (Nederlandse Kabelfrabriek, red.) gevestigd. Dus daar komen juist bedrijven bij.
Uit het Vestigingenregister van de gemeente Zaanstad blijkt dat op Achtersluispolder 106 van de 190 bedrijfsvestigingen écht op een terrein als deze horen (industrie, bouw en logistiek, red.). Daarnaast zijn op Achtersluispolder veel adviesdiensten, financiële- en facilitaire diensten, detailhandel en horeca gevestigd. Die hadden in principe ook elders kunnen zitten.
Landelijk worden HMC-industrieterreinen overigens voor 80 procent ‘bevolkt’ door bedrijven met een milieucategorie onder de 4. Er is landelijk dus sprake van een significante onderbenutting van milieuruimte op dit soort terreinen. Bedrijven die eigenlijk niet op zo’n HMC-terrein thuishoren, zou je in theorie kunnen uitplaatsen en integreren in nieuwe woon-werkgebieden, al dan niet gestapeld.
Op de ruimte die je daarmee vrijspeelt op HMC-terreinen, kunnen nieuwe HMC-bedrijven geplaatst worden. Mocht er ruimte over zijn, dan is het misschien mogelijk een gedeelte te transformeren naar wonen. Er vinden ook natuurlijke mutaties plaats, waarbij de eigenaar of gebiedsregisseur de mogelijkheid heeft meer te sturen op herverkaveling en locatieruil als gevolg van deze mutaties. Dat moet marktconform opgelost kunnen worden! Het kost wel tijd.
Vanuit ruimtelijk-economisch perspectief is vooral belangrijk dat werken bij het wonen wordt geplaatst. Dus als de woonopgave in de metropoolregio Amsterdam grotendeels wordt voorzien in Almere, dan zal ook het werken mee moeten verhuizen. Anders wordt het mobiliteitsprobleem op de A6/A1/A10 Noord alleen maar groter.
Waar het mogelijk is zal de functiescheiding tussen wonen en werken kunnen worden opgeheven. Ook financieel-economisch is dat interessant. Zo blijkt uit cijfers die ik in a2019 voor de provincie Zuid-Holland bestudeerd heb dat functiemening van werken – alleen met wonen of ook met andere gebruiksfuncties samen – in een aantal economische sectoren resulteert in hogere huur-, koop- en grondwaarde van vestigingslocaties.’