Inwoners zetten zich steeds vaker af tegen ‘verdozing’ van het landschap en de provincies Noord-Brabant en Limburg kondigden deze week aan de groei van megadistributiecentra aan banden te willen leggen. Hoe terecht is deze weerstand tegen logistiek vastgoed? Uit onderzoek van Stec Groep blijkt dat 75 procent van de logistieke vestigingen in Nederland een regionale of nationale marktoriëntatie hebben.

Dat betekent dat het wijdverspreide idee dat Nederland zijn distributiecentra voor de rest van Europa bouwt, niet helemaal waar is. De snelle groei van distributiecentra blijkt hard nodig om onszelf te bevoorraden. Door de steeds groter wordende bezorgeconomie, is de groei van distributiecentra de komende jaren onvermijdelijk. Stec verwacht zelfs dat logistiek vastgoed in de komende 15 tot 20 jaar met 25 tot 50 procent zal toenemen.  

‘Het beeld van Nederland distributieland is in de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstaan’, legt Wim Eringfeld namens Stec Groep uit. ‘Maar het is niet meer zo. Een aantal grote Europese distributiecentra is in de afgelopen decennia uit Nederland vertrokken, zoals Adidas en ook Ralph Lauren. Die zitten nu in Italië en Duitsland. De beeldvorming is er echter nog steeds. Dat komt politici goed van pas, omdat ze zich zo kunnen afzetten tegen de verdozing – terwijl die juist nodig is voor de Nederlanders zelf.’

'Een aantal grote Europese distributiecentra is in de afgelopen decennia uit Nederland vertrokken, zoals Adidas en ook Ralph Lauren. De beeldvorming van Nederland distributieland is er echter nog steeds.'

Toch bestaan er regionale verschillen. In Noord-Brabant en Limburg zijn er relatief meer Europese distributiecentra dan in de rest van Nederland. Volgens Eringfeld is dat logisch: ‘Een deel van de goederen wordt via de Rotterdamse haven vervoerd naar de rest van Europa. Op de route langs de A58 en de A67 zitten er daarom meer Europese distributiecentra dan in de rest van Nederland. In Zwolle of Almelo zul je, hoewel je vanaf daar ook relatief snel in Duitsland bent, niet zo snel een Europees distributiecentrum zien.’

Visie op verdozing

Cees-Jan Pen (lector bij Fontys Hogscholen) vindt dat het – mede door de cijfers van Stec Groep - tijd wordt om de discussie over logistiek echt te gaan voeren. In een tweet noemde de lector de cijfers ‘ontnuchterend.’ ‘We moeten ons, gelet op de enorme schaarste aan ruimte en te grote aanslag op ons landschap, afvragen of we de Europese markt met XXL-centra nog wel willen bedienen. Ook al is het slechts 25 procent’, aldus Pen.

Hij snapt dan ook dat er lokaal (Noord-Brabant en Limburg, red.) een rem komt op de ontwikkeling van distributiecentra. ‘Maar de groei blijft. We kunnen ons bedenken dat ons online koopgedrag niet duurzaam is, maar deze ontwikkeling is niet meer te stoppen. We moeten ermee leren leven. Dan wel graag op een duurzame manier.’

En dan kom je uit op het woord visie. Een visie op logistiek in Nederland. Die is er nu nog niet echt. ‘Eentje waarbij de onhoudbaarheid van Nederland distributieland aan bod komt’, oppert hij. ‘We richten de logistieke centra heel karig, stenig en korte termijn gedreven in. Misschien wordt het ook tijd om daar eens vragen bij te stellen. Nederland heeft top landschapsarchitecten, Rijksadviseurs en ontwerpers die laten zien dat het echt anders en beter kan waarbij dozen onderdeel zijn van het landschap – daar moeten we veel weer oog voor krijgen. Oog voor kwaliteit, met duurzame eisen. Hoopgevend is dat Minister de Jonge al heeft gehint meer te willen doen aan ruimtelijke kwaliteit’

‘Daarnaast moeten we ook serieus werken maken ervoor te zorgen (nieuwe) logistieke centra op bestaande bedrijventerreinen een plek kunnen vinden We hebben 3500, 3600 bedrijventerreinen in Nederland, waar echt wel ruimte is om die centra te plaatsen. Alleen moet iemand dan de handschoen oppakken, de regie nemen en geld vrijmaken te investeren in verduurzaming en upgraden van bestaande terreinen waarbij er ook weer eens wat wordt gesloopt. Ik wil daarmee zeggen dat de weg van de minste weerstand niet de oplossing is, dat is nu vaak wel het geval’, eindigt hij. ‘Laten we duurzame verstedelijking zoals we dat met wonen doen ook met werklocaties veel serieuzer nemen.’