Het verduurzamen van woningen is een urgente opgave, dat zien ook de 60 woningcorporaties die deelnamen aan het Marktonderzoek Verduurzaming Warmtevoorziening. Er worden doorrekeningen gemaakt, visies opgesteld of bestaande visies worden aangepast aan de Transitievisie Warmte. Adviseurs worden ingeschakeld en corporaties zetten talrijke tools en pilots in om te leren in de praktijk.

Maar bij de uitvoering wringt het. De corporaties willen wel, zeggen ze, maar lopen tegen verschillende obstakels aan bij de invulling van duurzame warmtevoorziening. Op beleids- en oplossingenniveau zegt driekwart van de ondervraagde woningcorporaties nog geen (harde) planning te hebben voor het gasvrij maken van hun bestaande woningvoorraad.

Zij wachten tot zij er zeker van zijn spijtvrij te kunnen investeren. Als voornaamste reden om wel op grote schaal te willen verduurzamen, geven de corporaties aan de woonlasten voor huurders beheersbaar te houden om zo energiearmoede te vermijden. Ook willen de corporaties voldoen aan eigen duurzaamheidsdoelstellingen en wet- en regelgeving voor de verduurzaming van de warmtevoorziening.

Opgave CO2-vrij is moeilijke puzzel

Maar spijtvrij investeren om op grote schaal te verduurzamen, dat is volgens de corporaties op dit moment lastig. niet. Zo zeggen de respondenten onzekerheid te ervaren vanuit de markt, waar zij met het grote aanbod moeite hebben om een betrouwbare, betaalbare en breed toepasbare oplossing te vinden voor hun specifieke woonvoorraad. Aan de kant van gemeenten, provincies en het Rijk is nog niet altijd duidelijk wat de plannen zijn. Die plannen moeten namelijk voldoende aansluiten op het eigen beleid en de werkwijze van de woningcorporaties. En dat is een moeilijke puzzel, zo is te lezen in het marktonderzoek van Ecorys.

Ruim de helft van alle ondervraagde woningcorporaties acht daarnaast aan de opgave om in 2050 CO2-neutraal te zijn financieel niet haalbaar. Hieraan ligt ten grondslag dat kosten in de bouw nog altijd stijgen en ook menskracht mist in zowel de bouw als in de eigen organisatie. Ook zijn corporaties beperkt in hun mogelijkheden om extra kosten door te rekenen aan hun huurders. Bij veel corporaties is de woningvoorraad al gemiddeld op label B niveau, sommige kleinere corporaties halen zelfs al label A.

Herkenbare worsteling

Ook voor woningcorporatie Rochdale, actief in Amsterdam en vier andere gemeenten, heeft volgens beleidsstrateeg Duurzaamheid Imme van Dijk met de knelpunten uit het marktonderzoek te maken. ‘Zowel financieel als organisatorisch is de worsteling enorm herkenbaar. Intern is bij ons wel duidelijk dat woningcorporaties de startmotor zijn in de energietransitie, maar voor de 80.000 mensen die wij huisvesten is de transitie minder duidelijk.’ Ingrepen gericht op duurzaamheid zijn volgens Van Dijk niet populair, doordat de energierekening er niet lager op wordt.

In het geval van Rochdale, rekent de corporatie de verduurzamingskosten niet door aan de huurder. Dit betekent dat de woningcorporatie bewust afweegt hoe en waar zij haar investeringen doet. En zelfs dan blijft de huurder niet volledig buiten schot. Van Dijk: ‘Als wij als corporatie onze woningen op een warmtenet aansluiten, dwingen wij onze bewoners om een ander contract af te sluiten. Daar zitten de meesten toch niet op te wachten. Gelukkig is er in de nieuwe woningwet sinds kort bepaald dat verduurzaming een kernverantwoordelijkheid is voor corporaties, waardoor wij het aan de bewoners makkelijker kunnen uitleggen.’

Ook organisatorisch loopt Rochdale tegen de obstakels aan die in het onderzoek van Econic terugkomen. ‘Met onze partners, de gemeenten en installateurs, lukt het niet gemakkelijk om alles te regelen. Over alles moet uitvoerig gepraat worden. Er worden soms bij wijze van spreken honderd juristen bijgehaald om contracten op te stellen. Dat lukt uiteindelijk wel, maar we zitten al heel lang in de fase van overleggen.’

‘Zelfs als we stinkend rijk waren…’

Organisatorische obstakels hangen volgens Van Dijk ook sterk af van de plek waarin een woningcorporatie actief is: ‘Onze corporatie zit in vijf gemeenten, maar vooral in Amsterdam. Daar ligt een warmtenet en is de oplossing voor verduurzaming voorhanden. Maar wat als je ergens anders zo’n soortgelijke bron niet hebt? In de andere vier gemeenten waar ons woningaanbod staat, is eigenlijk geen geschikte infrastructuur.’

Om inzicht te krijgen in de betaalbaarheid, schaalbaarheid en praktische uitvoerbaarheid van verschillende technische toepassingen, zetten woningcorporaties vaak pilots op, die variëren van volledig elektrisch, hybride tot kleine warmtenetten op basis van biogas, vergisting en WKO. Dit beslaat vaak echter kleine aantallen woningen op blok- en gebouwniveau. Hele wijken van het gas af zien veel corporaties eigenlijk nog niet zitten. Driekwart van hen ziet de warmtepomp wel als een tussenoplossing richting de doelstelling van volledig gasvrij in 2050.

Rochdale ziet de inspanningen van gemeenten om de verantwoordelijkheid te nemen aan de beleidszijde van de verduurzamingsopgave, zoals in het opstellen van de Transitievisie Warmte en de Regionale Energiestrategieën. ‘Maar uiteindelijk draait het om die vervolgstappen’, aldus Van Dijk. En dat kost veel tijd, benadrukt de beleidsstrateeg. ‘Zelfs als we stinkend rijk waren, dan had dat alleen niet tot de oplossing geleid. Uiteindelijk kost het veel tijd om in elke wijk uit te zoeken wie aan welke verplichtingen moet voldoen. En wat er nodig is om woningen aan te sluiten op duurzame warmtebronnen.’