Marcel Bayer is hoofdredacteur ROm. Dit is een voorpublicatie uit ROm #1 2022, die volgende week verschijnt. ROm is het maandelijkse vakmagazine voor de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en politici in dat domein. Neem een thuisabonnement.

De minister voor VRO heeft een regiefunctie voor het ruimtelijk beleid, zowel ten aanzien van verstedelijking als ten aanzien van andere opgaven met een sterk ruimtelijke component. Het staat er letterlijk, in het coalitieakkoord. De smeekbede van een leger aan vakbroeders en -zusters uit het ruimtelijke domein is in die zin gehoord.

Woningbouw zal speerpunt zijn in het beleid van de nieuwe minister, met een versnelling naar 100.000 woningen per jaar, waarvan tenminste twee derde ‘betaalbare huur’ en koopwoningen tot aan de Nationale Hypotheekgarantiegrens.

Doorbraken forceren met de woningbouw

Starters, senioren en middeninkomens op de woningmarkt krijgen speciale aandacht van deze minister en dit kabinet, omdat het zonder gerichte ondersteuning voor hen in veel delen van het land onbegonnen werk is om aan een betaalbare woning te komen. Gericht bouwen voor middeninkomens en senioren kan de doorstroming op gang brengen. Als dat lukt, komt er versneld wat lucht op de muurvast zittende woningmarkt.

Woningcorporaties krijgen een cruciale rol bij het versneld beschikbaar komen van betaalbare huurwoningen, ook in het middenhuursegment. Er gaat een streep door de verhuurderheffing en de markttoets, om de corporaties meer investeringscapaciteit te bieden voor nieuwbouw, renovatie, verduurzaming en het verbeteren van de leefbaarheid in wijken. Verschillende andere maatregelen moeten de middenhuursector beschermen tegen de prijsopdrijvende werking door beleggers. Zaken waar je al gauw de bewindslieden – drie in getal – op Financiën bij nodig hebt.

De planning voor woningbouw en infrastructuur loopt vaak niet synchroon

Er is een paar miljard euro beschikbaar voor de Woondeals en de verlengde Woningbouwimpuls, om de onrendabele toppen deels mee te financieren op de binnenstedelijke locaties met een stevig sociaal woonprogramma.

Met bindende prestatieafspraken en een hernieuwde Nationale Woon- en Bouwagenda wil het kabinet doorbraken in het bouwtempo forceren. Het zal een hele toer zijn om binnen enkele jaren het structurele tekort aan vakkrachten op te heffen. Daar zijn snelle afspraken voor nodig met de bouwondernemers, mbo’s en dus ook met de bewindslieden en ambtelijke collega’s van Onderwijs en wellicht Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Verder gaat Carola Schouten Armoedebeleid en Participatie doen, een onlosmakelijk onderdeel van de ambities om steden en dorpen sterker en veerkrachtiger te maken.

Afstemming met infrastructuur

Goede bereikbaarheid met OV, fiets en te voet van de genoemde 14, grotendeels binnenstedelijke woongebieden - waar bijna de helft van de beoogde miljoen woningen moeten komen - is uitgangspunt in het verstedelijkingsbeleid. Daar is 7,5 miljard euro voor beschikbaar. Opmerkelijk genoeg staat in het coalitieakkoord nadrukkelijk dat deze middelen ook bestemd zijn voor ‘woongebieden daarbuiten’. Subtiel geformuleerd, maar toch een hele duidelijke aanwijzing dat als de woningbouw binnenstedelijk niet snel genoeg van de grond komt ook locaties aan de stedelijke randen en in het buitengebied in het vizier komen.

Het is dus zeker geen gelopen koers dat de steden met die grootschalige nieuwbouwgebieden de nodige miljarden kunnen claimen voor uitsluitend die locaties.

De middelen voor de ontsluiting van de woningbouwgebieden gaan in het Mobiliteitsfonds en komen uiteindelijk via het MIRT op de plek van bestemming. Daar zal minister De Jonge dus samen met de collega’s van IenW en de regionale bestuurders uit moeten komen.

Met afstemming is niets mis. Die was ook nodig in de tijd van de groeikernen en VINEX. Echter, in de praktijk bleek dat de planning voor woningbouw en (OV-)infrastructuur niet synchroon liepen, waardoor het autogebruik niet werd teruggedrongen en juist toenam.

Toen hadden we het ministerie van VROM, die het ook niet voor elkaar kreeg. Het is een bekend patroon. Zelfs bij een achteraf algemeen beschouwd succesvol programma als Ruimte voor de Rivier kostte het de grootste moeite om enige speling te krijgen in de in beton gegoten infrastructuurplanning van Rijkswaterstaat, uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW).

Eigenzinnige departementen

En wat te denken van de afstemming van ruimtelijk, infrastructureel en economisch beleid. Op het raakvlak van die drie bevindt zich bijvoorbeeld het complexe en uiterst gevoelige dossier over onze nationale luchthaven en het vliegverkeer. Economische Zaken en Klimaat (EZK) geldt in het Haagse als een van de meest rechtlijnige departementen. We zagen het bij de worsteling om te komen tot een breed gedragen Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het onnavolgbare beleid voor de gaswinning, de lakse houding bij investeringen in het elektriciteitsnet en het vestigingsbeleid voor bijvoorbeeld datacentra zijn andere voorbeelden. Ze zitten de energietransitie danig in de weg, waarvan het tempo toch een factor van betekenis is voor de verstedelijkingsambities. We hebben op dit departement nu twee bewindslieden die beleid voeren met grote ruimtelijke implicaties. Alleen al voor energietransitie is 35 miljard euro beschikbaar. We mogen hopen dat tenminste Klimaat en Energie met Rob Jetten als minister ‘voor’ écht een integraal onderdeel van ons ruimtelijk beleid gaat worden.

Energietransitie en stikstofaanpak, samen goed voor 60 miljard, hebben grote ruimtelijke implicaties

Dan hebben we nog Natuur en Stikstof, een beleidsveld dat diep ingrijpt op de ruimtelijke agenda, met een eigen minister ‘voor’ en 25 miljard euro beschikbaar om de grote uitstoters uit te kopen.

Kortom, minister De Jonge en zijn team op het ministerie BZK zullen alle onderhandelingsvaardigheden nodig hebben om de ambitie van integraal ruimtelijk beleid waar te maken. Dat het kan, laten de programma’s voor stedelijke vernieuwing en de grensgebieden zien. Bij die programma’s zitten rijksambtenaren aan tafel, namens de hele rijksoverheid. Afhankelijk van waar de hobbels precies zitten, die ze bij de uitvoering tegenkomen, schuift dan weer de ene, dan weer de andere collega-rijksambtenaar aan om te kijken wat gedaan kan worden om de beperkingen op te heffen. Als de rijksoverheid op die manier als één overheid gaat werken, hebben ze een kans.