Al negen jaar bouwt Patrick Schreven, oprichter van ECO+BOUW, biobased en circulair. De toekomst van bouwen is groen, gelooft Schreven. Maar veel Nederlandse collega’s heeft hij niet: in Nederland wordt biobased bouwen, bouwen met natuurlijke en oneindig te produceren grondstoffen, amper toegepast. Een druppel op de gloeiende plaat, aldus Schreven. Ook de productie van biobased materialen zoals hout, hennep, stro en lisdodde is in Nederland nog onvoldoende op gang gekomen. ‘Ik haal alles uit het buitenland, in Nederland is de landbouw eigenlijk niet bezig met het groeien van biobased ingrediënten’, zegt Schreven.

Hordes genoeg, zeggen deskundigen. Enkele obstakels die de bouwketen ervan weerhouden om biobased bouwen op te schalen zijn ontbrekende wet- en regelgeving, prijsconcurrentie met meer conventionele bouwmaterialen zoals staal en beton en een onwetendheid in de keten. ‘Zelfs bij opleidingen zie je dat nog niet iedereen begrijpt hoe je met biobased bouwen omgaat’, zegt Schreven. Tot nu toe wordt er volgens hem vooral aandacht besteed aan het hergebruiken van materialen, niet altijd biobased, in nieuwe bouwprojecten. Opleidingen richten zich daardoor vooral op circulariteit, maar laten het bouwen met natuurlijke en reproduceerbare ingrediënten vaak buiten beschouwing.

Willem Böttger, lector biobased bouwen bij het Centre of Expertise Biobased Economy, sluit zich daarbij aan en voegt toe: ‘Iedereen weet net iets te weinig van de andere partijen om te zien wat er nodig is om als keten die duurzame kant op te gaan.’ Het resulteert in een keten die vooralsnog grotendeels leunt op een traditionele werkwijze, waarbij de bouwsector gebruik maakt van leverancier die goedkoop en consistent, maar niet natuurlijk en duurzaam, kunnen leveren.

Prille relatie

De relatie tussen de productie en toepassing van biobased grondstoffen bestaat nog niet en vooral de eindgebruiker wordt aangewezen als reden waarom de rest van de keten de omslag naar natuurlijke materialen niet weet te maken. ‘Het begint bij de uitvraag van een opdrachtgever. Als die duidelijk aan een aannemer weet te vertellen wat zijn eisen zijn rondom biobased bouwen en wat dit inhoudt, dan kan de hele keten daarachter zich daarop aanpassen’, zegt Schreven. Om tot een volledig circulaire economie te komen, moet de keten cross-sectioneel gaan samenwerken. ‘Anders wordt je geen gesloten kringloop. Dan worden bouwbedrijven niet gestimuleerd om anders naar hun logistiek te kijken. En dan gaan boeren ook niet ineens dubbel zoveel biobased materialen groeien.’

Daarbij zit het ook niet mee dat databases en gebouwenpaspoorten, waarin staat uit welke materialen een gebouw bestaat, vaak onvolledig zijn en de methodiek waarmee bouwmaterialen worden getoetst verouderd is. In de levenscyclusanalyse (LCA) komen conventionele materialen als staal en beton beter uit de bus dan biobased materialen. ‘Dit heeft te maken met dat biobased materialen nog veel baat hebben bij testen in de praktijk. Hout en hennep vergelijken met conventionele bouwmaterialen is als een puber vergelijken met een volwassene. De een ontwikkelt zich nog, van de ander weten we al hoe milieuvriendelijk het is’, legt Böttger uit.

Frankrijk doet het al

Schreven en Böttger zijn het erover eens dat het grootste obstakel vooral het gebrek aan regie is. Nederland mist een langetermijnvisie, zo stellen zij. ‘Het gaat hier om een transitie van minstens dertig jaar, daarvoor moet het Rijk de keten helpen om breder naar de problematiek in de bouw te kijken en niet alleen met het probleem van morgen’, aldus Böttger. De overheid kan de norm zetten door zowel de wortel als de stok te gebruiken, want het scenario waarin de Nederlandse bouwsector en landbouw uit zichzelf tot een geïnternaliseerde bewustwording komen is volgens Schreven en Böttger enkel wensdenken.

Böttger: ‘In Frankrijk en Duitsland is die relatie tussen landbouw en bouwsector veel sterker. En dat terwijl specifiek Frankrijk nou niet het meest duurzame land is. Zij kennen echter wel een sterke lobby vanuit de landbouwsector, die nu veel inzet op het produceren van biobased materialen.’ In Nederland kan dit volgens de lector ook, als het Rijk grond voor veeteelt weet in te zetten voor de productie van hennep, hout en andere natuurlijke grondstoffen.

City Deal

In de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen werken ruim 110 verschillende partners uit de hele keten, van de Nederlandse landbouw tot aan gebiedsontwikkelaars, aan een groter aandeel van biobased bouwprojecten in 2022 en daarna. In 2025 moet een kwart van nieuwbouwprojecten biobased zijn, wat in 2040 moet doorgroeien naar de helft van alle nieuwbouw. Aan de productiezijde moet in 2025 tien procent van biobased vezels en vijf procent hout worden geproduceerd, wat beide in 2040 moet doorgroeien naar de helft. Ambitieuze doelstellingen, die in de praktijk nog amper doorklinken. Over andere doelstellingen wordt niet gesproken. Ook is niet duidelijk wanneer het Rijk een project precies als biobased classificeert.

En dat is ook een probleem, zeggen de deskundigen. Schreven: ‘Het is belangrijk om na te denken over wat je onder biobased verstaat. Als een gebouw is voorzien van houten kozijnen, wordt het soms al biobased genoemd.’ Een extreem voorbeeld, maar veel projecten die aan de voorkant noemen dat ze biobased zijn, zijn dit volgens Schreven slechts gedeeltelijk. Door chemische processen toe te passen, kan je natuurlijke materialen nog steeds grotendeels biobased noemen. Dit maakt het echter minder geschikt voor deze materialen te hergebruiken wanneer een bouwproject weer wordt afgebroken.

Over de materialen die Nederland over tien jaar voor haar bouwprojecten wil gebruiken, moet nu al worden nagedacht. Schrever en Böttger hopen dan ook dat het Rijk in de rol van projectleider met de keten aan die opgave gaat werken. Duidelijkere wetgeving en regie moet de relatie tussen landbouw en de bouwsector versterken en uiteindelijk de keten gefaseerd laten opschalen naar een groter aandeel biobased bouwprojecten. Böttger: ‘De ingrediënten voor een integrale aanpak liggen er al, maar nu moeten we nog doorpakken.’