Elke wethouder in het Rotterdamse college adopteert enkele van de 39 wijken die straks een wijkraad krijgen. Het model komt in de plaats van een bestuurlijke indeling in ‘gebieden’ met elk een eigen gebiedscommissie met gekozen leden, die overlapten met de veertien opgeheven deelgemeenten. Die gebiedscommissies functioneerden niet goed, gevraagde en ongevraagde adviezen verdwenen op het stadhuis in een la.

‘De opdeling in 39 kleinere gebieden zorgt ervoor dat het stadsbestuur beter weet wat er in de wijk speelt, en beter kan doen wat er in de wijk nodig is’, claimt de gemeente op haar website.

De Rotterdamse wijkraden gaan direct zaken doen met hun wethouder, waarbij ze worden bijgestaan door inhoudelijke experts: zogeheten ‘buddies’. ‘De wijkraden stellen een wijkakkoord op. Dit wijkakkoord wordt door de gemeente uitgevoerd’, schrijft de gemeente.

11 tips

  1. Zet de laagste bestuurslaag zo dicht mogelijk bij de burger, idealiter op wijkniveau. Hou er wel rekening mee dat dit voor het centrale stadsbestuur aantrekkelijk is, omdat het lokale bestuur daarmee letterlijk ‘klein’ wordt gehouden;
  2. Probeer te voorkomen dat wijkraden direct worden overgenomen door politieke partijen, werf expliciet leden die op persoonlijke titel in de raad zitting willen nemen;
  3. Zorg ervoor dat wijkraden stevig geëquipeerd zijn, bijvoorbeeld met experts;
  4. Zorg voor een zichtbare voorzitter die als ambassadeur van de wijkraad naar buiten toe kan optreden;
  5. Stel een richtinggevende wijkagenda op;
  6. Gebruik wijkraden en de wijkagenda’s als aanjager van burgerparticipatie;
  7. Geef het de gebiedsraden een duidelijk mandaat en bijbehorend budget;
  8. Representativiteit op basis van loting kan worden ingezet (de zogenoemde burgerraden), maar beperkt dit voor specifieke thema-vraagstukken, niet voor gebiedsvertegenwoordiging op zich;
  9. Zorg voor continuïteit. Een bestuurlijk stelsel moet indalen en groeien;
  10. Zet in op aanvullende vormen van burgerparticipatie: één stemming per vier jaar voor wijkraden is niet genoeg.
  11. Waak voor té hoge ambities, om teleurstellingen te voorkomen
     

2013: verbod op instellen deelgemeenten

Rotterdam is niet de enige stad die met wijkraden aan de slag wil. In bijvoorbeeld Groningen voerden inwoners van 2018 tot 2020 de regie over de budgetten in de Oosterparkwijk, en in Amsterdam werkt men sinds 2017 met wijkraden.

Na de opheffing van de stadsdeelbesturen in 2017 kwamen in Amsterdam zeven dagelijkse besturen met in elk daarvan drie door het stadsbestuur aangewezen leden voor in de plaats. Dat werden de zogeheten bestuurscommissies, naast de stadsdeelcommissies met gekozen leden. Voor de geografische indeling werd dus vastgehouden de zeven stadsdelen.

De zoektocht naar nieuwe bestuursmodellen in Rotterdam en Amsterdam startte na de aanpassing van de Gemeentewet en enkele andere wetten in 2013 in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen.

‘Als Rotterdam en Amsterdam hun deelgemeenten zelf niet hadden opgeheven, dan waren ze hier wel toe geforceerd’, zegt hoogleraar innovatie en regionaal bestuur Marcel Boogers van de Universiteit Twente. Hij vindt de wetsaanpassing achteraf ‘niet zo verstandig’. ‘Het is mijns inziens aan de gemeente zelf om een bestuursstructuur op te tuigen in plaats van dat je van bovenaf verboden gaat opleggen.’

Commissie Brenninkmeijer

Maar het knetterde ook wel eens tussen de bestuurslagen, zeker in Amsterdam. Daar stemde de raad in 2017 in meerderheid in met invoering van het nieuwe bestuurlijke stelsel, nadat de Commissie Brenninkmeijer kritiek had geuit over het ‘dubbelmandaat’ van bestuurders op stadsdeelniveau. Deze commissie adviseerde dat stadsdelen enkel een loketfunctie zouden moeten hebben.

De hoofdstedelijke PvdA en GroenLinks waren fel tegen de afschaffing van het gekozen stadsdeelbestuur. De nieuw aangewezen dagelijkse besturen (met drie leden) stelden volgens het linkse oppositieblok niets voor. ‘Het voorstel ondermijnt het vertrouwen in de lokale democratie’, verklaarde toenmalig GroenLinks-fractievoorzitter Rutger Groot Wassink. Ook in Rotterdam ging het opheffen van de veertien deelgemeenten niet zonder slag op stoot, ofschoon er groeiende ontevredenheid was over het functioneren van de deelgemeenten.

Verkleinen schaal wijkraden

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 werden in Rotterdam twee experimenten aangegaan om de lokale democratie te versterken, door naast de gebiedscommissies wijkraden en comités op basis van verkiezing en loting in te stellen. Bestuurskundigen van de Erasmus Universiteit stelden op grond van een nieuwe evaluatie uit 2020 dat de ‘gebiedsorganen niet voldoende zijn gepositioneerd en toegerust om écht zaken te beïnvloeden. Om iets voor elkaar te krijgen zijn gebiedsvertegenwoordigers vaak aangewezen op basis van informele netwerken’.

De bestuurskundigen zien loting niet als geschikt instrument om gebiedsvertegenwoordigers te selecteren. Wel kan representatie op basis van loting worden ingezet voor specifieke thema’s. Ze adviseerden de wijkagenda veel centraler te stellen dan nu gebeurt en daaromheen vernieuwende vormen van participatie toe te passen.

Wat de bestuurskundigen niet noemden: met het verkleinen van de schaal van gebieden waarin de lokale democratie wordt georganiseerd, zijn deze – in theorie – minder bedreigend voor het centrale stadsbestuur. Verder adviseren de bestuurskundigen een steviger personele bezetting van wijkraden met een voorzitter die naar buiten toe de rol kan vervullen als ambassadeur en naar binnen als coördinator.

‘De gebiedsorganen moeten waakhond én adviseur worden rond participatie’

Daarnaast adviseren zij om een wijkmanager aan te stellen met een steviger positie en meer handelingsvrijheid, een richtinggevende wijkagenda op te stellen en daarbij burgers te betrekken. Die wijkagenda’s moeten volgens hen gezien worden als ‘kans voor meer participatie’. De gebiedsorganen moeten waakhond én adviseur worden rond participatie. Tevens moeten de gebiedsorganen op basis van de wijkagenda bewoners aansporen tot initiatief en adviseren zij verkiezingen op persoonlijke titel.

(Geen) politieke partijen

Onderzoekers van Necker en Naem, het bureau waar hoogleraar Boogers aan verbonden is, stelden in 2020 dat het Amsterdamse stelsel ‘niet, of niet genoeg werkt’. Zo zou er te weinig worden geluisterd naar de stadsdelen. Inwoners van Amsterdam hebben het idee dat het ‘échte werk’ door de gemeenteraad en het college gedaan wordt, en als je écht iets wilt veranderen, je bij het gemeentebestuur moet zijn. Het stadsdeel wordt vaak overgeslagen. Op het moment dat advies wordt gevraagd aan de stadsdeelcommissie, zou er vaak al een plan of voorstel liggen en is er weinig ruimte meer om iets te veranderen.

Een ander constatering is dat de leden van de stadsdeelcommissie bijna allemaal verbonden zijn aan een politieke partij, dat zou kunnen afleiden van de aandacht voor buurten en wijken. Stadsdeelcommissies zouden hierdoor ook een minder goede afspiegeling zijn van de buurten. Dagelijkse bestuurders worden gezien – en zijn dat feitelijk ook – als verlengstuk van het college.

Dat zo’n dagelijks bestuur in het Rotterdamse wijkraden-model ontbreekt, kan zowel zwakte zijn als kracht, omdat er direct met de wethouder kan worden onderhandeld, met hulp van de buddies. Boogers waarschuwt echter voor een tandeloos bestuur, juist door het ontbreken van een eigen dagelijks bestuur.

Necker van Neam adviseert voor de Amsterdamse context onder meer om in te zetten op een betere en duidelijkere taakverdeling tussen de verschillende bestuurders, meer in te zetten op contact tussen de gemeenteraad en stadsdeelcommissies, in te zetten op en sterkere positie van de stadsdelen en meer participatieve vormen van democratie toe te passen.

De onderzoekers waarschuwen voor té hoge ambities, om teleurstellingen te voorkomen. ‘Het is niet realistisch om te denken dat de betrokkenheid van inwoners in één keer vergroot wort door een nieuw bestuurlijk stelstel.’ Gebiedsgericht weken hoeft ook niet altijd dé oplossing te zijn. In verschillende andere steden in Europa wordt volgens de onderzoekers geëxperimenteerd met andere vormen van participatief bestuur.

Welke vorm je ook kiest: experts hameren erop dat een model moet indalen en continuïteit essentieel is.