De Omgevingswet moet het wetgevingsstelsel voor het beheer en de ontwikkeling van de leefomgeving vereenvoudigen en bundelen. Het wettelijk stelsel moet grote opgaven als woningbouwopgave, de energietransitie, klimaatadaptatie en de vermindering van stikstofuitstoot makkelijker en samenhangender maken. De Omgevingswet is al verschillende malen uitgesteld: van 2018, naar 2019, 2021 en nu 2022.

Bestuursadviseur Sarah Ros werkt al enige tijd aan de vertaling van de Omgevingswet naar een begrijpelijke taal voor regio’s, provincies en gemeenten. Met een halfjaarlijkse monitor en gesprekken met organisaties kijkt ze naar de stand van zaken van de implementatie en de status van het DSO, het digitale loket van de Omgevingswet. ‘Bij het vorige uitstel van inwerkingtreding was dit nog onvoldoende op de rit. Softwarepakketten waren nog niet klaar, de landelijke voorzieningen konden nog niet helemaal live, en het oefenen met de wet was nog niet volledig mogelijk.’

In een recent Bestuurlijk Overleg (BO) was dat anders: ‘De koepels uit het BO en de minister lieten weten voldoende vertrouwen te hebben in de onderdelen. En dus is er nadrukkelijk voor gekozen om de Kamers een inwerkingtredingsdatum Omgevingswet voor te leggen van 1 juli’, vertelt Ros. In vorige Bestuurlijke Overleggen was dat niet het geval.

Ook volgens Symone de Bruin, concerndirecteur bij gemeente Apeldoorn, kunnen de gemeenten op 1 juli van wal. ‘Uit het overleg tussen de middelgrote en grote gemeenten merk ik dat er maar één gemeente voor uitstel was. De gemeenten die door willen zijn druk bezig met de woningbouwopgave, en willen daarom graag de wet inschakelen.’ 

Volgens De Bruin komt het DSO op 1 april vast te staan, en kunnen gemeenten vanaf die datum van de pre-omgeving naar de echte omgeving verplaatsen. Ros: ‘De definitieve ingangsdatum ligt nu dus in handen van beide Kamers, die ergens in het voorjaar een beslissing maken. Maar: onvoorziene drukte op de agenda, ICT-hindernissen of urgentere zaken kunnen nog roet in het eten gooien, en daarnaast kan de Kamer natuurlijk ook anders besluiten.’

Verdeeldheid onder raadsleden

Ondanks de uitspraak van De Bruin bracht recent onderzoek van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden grote verdeeldheid onder 300 raadsleden in beeld. Bijna de helft (45 procent) van de raadsleden wil vasthouden aan de datum van 1 juli 2022. 36 procent is voor nieuw uitstel. Van de raadsleden die graag vasthouden aan 1 juli zegt 62 procent in het onderzoek te vrezen dat de urgentie bij gemeenten om aan de implementatie van de wet te werken anders wegzakt. Een ander voorargument om op tijd de Omgevingswet in te voeren is de relatie die het kan opleveren tussen de raad en de inwoners.

‘Kiezen we voor de nadelen van het laat in werking treden, of de nadelen van het vroeg in werking treden’

De grootste verdeling speelt onder de kleine- en middelgrote gemeenten. De provincies vrezen vooral voor het zogenaamde ‘big bang-scenario’. Deze geluiden komen uit de position papers en de daaropvolgende bijeenkomst van de Eerste Kamer die afgelopen dinsdag plaatsvond. Cora Smelik, gedeputeerde bij provincie Flevoland zei: ‘We hinken op twee benen. Kiezen we voor de nadelen van het laat in werking treden, of de nadelen van het vroeg in werking treden.’ 

‘Oefensoftware is nog niet geschreven’

Het DSO wordt al lange tijd gezien als het grootste struikelblok voor de voortgang. Koos Seerden, directeur bij RHO Adviseurs, is als vertegenwoordiger van Kennislab Omgevingswet nauw betrokken bij het digitale stelsel. Hij pleit voor uitstel. ‘De modellen voor het wijzigen van het Omgevingsplan van rechtswege komen wegens de afhankelijkheid van het DSO pas in januari beschikbaar. Daarna moeten we 4.000 man opleiden om met het stelsel te werken, dat zijn er nu nog maar 30’, vertelt Seerden. 'Sterker nog: de oefensoftware is nog niet geschreven.’ Seerden vervolgt: 'Volgens minister Ollongren kon de techniek op 1 juli klaar zijn, maar ze vergat dat gemeenten al vier tot zes maanden voor invoering klaar moeten zijn. Vanaf dat moment moeten we geen bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen meer maken, maar werken aan de wijzigingen van omgevingsplannen en BOPA’s. De doorlooptijd van een plan binnen de gemeente is immers vier tot zes maanden.'

Volgens Seerden gaf de demissionair minister in haar recente brief zelfs toe dat er nog een hele hoop niet klaar is. ‘Het lijkt alsof ze hun ogen sluiten en de ontwikkeling zichzelf laten oplossen. De praktijk heeft echter meer tijd nodig om alles voor de eerste keer met echte content, zoals omgevingsplannen voor hele gemeenten, te testen, te oefenen, en op te leiden. En dat in een tijd dat we met name bezig zijn met het faciliteren van de woningbouwopgave en de energietransitie. Als we uitstellen naar 1 januari 2023, hebben we genoeg tijd om trainingen te schrijven, en 4.000 man op te leiden. Het gaat dan alsnog om een wereldprestatie, maar dat is wel denkbaar.’

Bestuursadviseur Ros is het daar niet helemaal mee eens: ‘We hebben afspraken gemaakt in het kader van het klimaatakkoord, de regionale energiestrategieën en de woningbouw. Dit is in allerlei visies en strategieën verwerkt. Bij de uitvoering hiervan heb je de Omgevingswet hard nodig. Zonder deze wet zijn zulke plannen veel moeilijker te realiseren. Als we een jaar langer wachten met de Omgevingswet, zullen deze ontwikkelingen ook moeten wachten.'

DSO niet grootste zorg onder raadsleden

Opvallend is dat de 36 procent van de Raadsleden die voor uitstel zijn, daar niet per se voor kiezen omwille van het DSO. Zij vrezen vooral voor de korte tijd tussen de gemeenteraadsverkiezingen van maart en 1 juli. Op plek twee stellen de leden de financiële consequenties van de Omgevingswet nog slecht te kunnen overzien. Daarna volgt de vertraging dat het voor de woningbouw kan opleveren, en de cultuuromslag die de Omgevingswet vereist.

Pas op de vijfde plaats staat de gebrekkige status van het digitale stelsel, terwijl dat door Kamerleden als voornaamste probleem wordt gezien. Koos Seerden begrijpt dat: ‘Het DSO staat nog erg ver van de raadsleden vandaan. Ze hebben enkel gehoord dat het een hinder is, maar hebben er nog geen ervaring mee, daarom zien zij de nood nog niet zo.'

In het Eerste Kamerdebat van dinsdag liet Bahreddine Belhaj, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, weten geschrokken te zijn van de onderzoeksresultaten. ‘Wij willen dat het digitale systeem eerst goed is voordat het ingaat, en niet zoals nu gezegd wordt: laten we voor de datum gaan, en er hard aan werken.’ Volgens hem moet er als eerste zekerheid zijn over het digitale stelsel. De Raad van State en Seerden sluiten hierop aan: ‘Neem nu een besluit, want dan weten we waar we naartoe werken, en verliezen we geen momentum.’

Sarah Ros reageert op de onderzoeksresultaten met een verwijzing naar Pascale Georgopoulou, projectleider invoeringsondersteuning bij de VNG, die onlangs op het onderzoek reageerde bij Binnenlands Bestuur. Zij houdt net als Ros vast aan 1 juli, en wijst op de onderlinge verschillen tussen gemeenten. ‘Er zijn veel gemeenteraden die goed betrokken zijn bij de Omgevingswet en die klaar zijn om besluiten te nemen of die al genomen hebben. Andere raden zijn nog steeds niet in positie. Niet bij de Omgevingswet, maar evenmin bij andere dossiers’, aldus Georgopoulou in Binnenlands Bestuur.

‘Je kan er beter voor zorgen dat de nieuwe raad zo snel mogelijk op vlieghoogte komt’

‘De timing met de gemeenteraadsverkiezingen is beroerd, maar aan de andere kant: je kan er beter voor zorgen dat de nieuwe raad zo snel mogelijk op vlieghoogte komt. Uitstel biedt geen oplossing’, vervolgt ze in Binnelandse Bestuur. Volgens Georgopoulou zijn de zorgen van raadsleden over financiële consequenties begrijpelijk, maar levert de Omgevingswet uiteindelijk juist geld op. ‘Door de efficiëntere bedrijfsvoering en betere participatie bij ruimtelijke initiatieven, levert het uiteindelijk juist op. Als je de invoering van de Omgevingswet uitstelt, moet je nog langer externen inhuren. En dan is er ook langer onzekerheid en gaat op een gegeven moment de energie uit het project.’

Tijdelijke Alternatieve Maatregelen

Zelf als enkele gemeenten aangeven het toch niet te redden, gaat uitstel in de meeste gevallen niks opleveren, stelt Ros: ‘Als gemeenten het op sommige onderwerpen nog niet redden, is er straks een vangnet, genaamd de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM). Deze digitale omgeving is speciaal ontwikkeld voor bestuursorganen, en loopt parallel aan het DSO zodat zij een jaar lang de tijd hebben om de transitie af te ronden.’ Volgens Ros is dit niet ideaal omdat gemeenten, en hun bestuurders, in de transitiefase van de Omgevingswet sowieso al even te maken hebben met twee regelregimes. Als je dan ook nog gebruikt maakt van de TAM, dan komt daar nog een tweede digitaal systeem bij. Je moet dit dus slechts als noodoplossing zien.' 

‘In feite beginnen gemeenten met

Projectbesluit: Dit is een instrument voor de realisatie van projecten die van nationaal, regionaal of lokaal belang zijn, waarbij afgeweken kan worden van het omgevingsplan;<\/p>

Omgevingsvergunning: Dit integreert verschillende vergunningen die voorheen apart aangevraagd moesten worden, wat het proces voor het verkrijgen van toestemming voor activiteiten in de fysieke leefomgeving vereenvoudigt.<\/p>

 <\/p>","image":null,"image_credit":null,"image_credit_aantekeningen":null,"url_organisation":"https:\/\/www.rijksoverheid.nl\/onderwerpen\/omgevingswet","link_1_title":"Informatiepunt Leefomgeving","link_1_url":"https:\/\/iplo.nl\/regelgeving\/omgevingswet\/","wikipedia_url":"https:\/\/nl.wikipedia.org\/wiki\/Omgevingswet","twitter":"https:\/\/twitter.com\/AandeslagOw","linkedin":null,"instagram":null,"slug":"omgevingswet","status_id":"4"}' class='clickable-tooltip' title="een Omgevingswet">een Omgevingswet light, want je hoeft pas in 2029 helemaal klaar te zijn’, stelt Georgopoulou in haar stuk op Binnenlands Bestuur. ‘Er zijn twee dingen die je goed geregeld moet hebben: je moet aangesloten zijn op het DSO en je moet vergunningen binnen acht weken kunnen afhandelen. We zullen met een basismodel van het DSO van start gaan en dat de komende jaren steeds verder uitbreiden.’