Update: In een eerdere versie van dit artikel had de gemeente Schiedam nog niet gereageerd op inhoudelijke vragen van Stadszaken. In deze versie zijn de antwoorden van de gemeente toegevoegd.
De verlenging geeft Schiedam naar eigen zeggen de mogelijkheid om in ‘de meest kwetsbare buurten de leefbaarheid te verbeteren door gerichte maatregelen te nemen’, meldt de gemeente in een persbericht.
De Wbmgp, ook wel de Rotterdamwet genoemd, zou daarbij helpen doordat toepassing met drie artikelen de mogelijkheid biedt om bepaalde groepen woningzoekenden te weren uit bepaalde wijken (zie kader). Schiedam past de wet sinds 2018 toe in de wijken Nieuwland, Groenoord, West en Oost. De gemeente maakt daarbij geen gebruik van toetsen op inkomen, een mogelijkheid die de wet wel biedt.
‘We zijn blij met de verlening van de inzet van de Wbmgp. Deze inzet is belangrijk in onze brede aanpak om overlast te verminderen. Daar hebben we de afgelopen jaren de eerste resultaten van gezien en daar willen we nu op voortbouwen’, aldus burgemeester Cor Lamers in het persbericht.
Hoe doeltreffend de wet daadwerkelijk is, staat zeer ter discussie. Toepassing van de Rotterdamwet valt in Schiedam samen met een bredere leefbaarheidsaanpak, zoals de burgemeester aanstipt. Wethouder wonen Antoinette Laan voegt in het persbericht toe: ‘Schiedam zet in deze wijken al langer in op een breed spectrum aan maatregelen om dit te bereiken. Dit omvat onder meer het vernieuwen van woningen, het verbeteren van de openbare ruimte, inzet op veiligheid en het versterken van de sociale structuur. In sommige wijken levert de Wbmgp een aanvulling op de mogelijkheden om te komen tot verbeteren van de leefbaarheid.’
Die brede aanpak met aandacht voor fysiek en sociaal is een prima benadering om de leefbaarheid daadwerkelijk te verbeteren, is de consensus onder experts, maar maakt het tegelijkertijd onmogelijk om de doeltreffendheid van de Rotterdamwet te bewijzen. Onderzoeken door de Universiteit van Amsterdam, adviesbureau TwynstraGudde en RIGO Research en Advies concludeerden dat de wet niet tot nauwelijks tot aantoonbare leefbaarheidseffecten leidt.
Op de vraag van Stadszaken hoe Schiedam met zekerheid kan zeggen dat toepassing van de Rotterdamwet effectief is bij combinatie met andere maatregelen, reageert de gemeente per mail: ‘De Wbmgp biedt instrumenten die alleen met toestemming van het Rijk toegepast mogen worden. Het voorkomen van woonoverlast in de meest kwetsbare wijken, door instroom van nieuwe bewoners met een woonoverlast verleden te voorkomen of door voorwaarden te stellen aan vestiging van zo’n bewoner, zien wij als een belangrijke steun bij alle overige inzet die wij in deze wijken plegen om de leefbaarheidssituatie te verbeteren.’
Eerder gaf Schiedam zelf ook aan dat nog niet zeker te zijn van de precieze effecten van de wet. In het onderzoek door RIGO, dat in maart dit jaar werd gepubliceerd, meldde de gemeente: ‘De Wbmgp veroorzaakt een beweging, maar of die dit gewenste effect heeft, is nu nog niet te zeggen, daar is meer tijd voor nodig. Je ziet positieve kortetermijneffecten, maar ook nog Schiedammers uit die straten vertrekken.’
Gevraagd naar wat maakt dat de gemeente nu wel de ‘gewenste’ effecten ziet, reageert de gemeente: ‘De uitvraag voor het Rigo-onderzoek vond medio 2020 plaats. De gegevens die toen zijn aangeleverd, zijn gebaseerd op de eerste twee jaar van toepassing van de Wbmgp in Schiedam. De gegevens op basis waarvan de minister nu heeft ingestemd met verlenging bestrijken een periode van 3,5 jaar. Hierdoor ontstaat een beter beeld van de effecten. Het is wat ons betreft een instrument dat om een langere adem vraagt, waarbij we zorgvuldig blijven kijken naar de effecten van de maatregel.’
Hoe standhoudend dit argument voor ‘een langere adem’ is, is discutabel. In Rotterdam wordt de Wbmgp inmiddels vijftien jaar toegpast, vooralsnog zonder aantoonbare resultaten.
Toepassing van de Rotterdamwet staat op zeer gespannen voet met het recht op huisvesting. In theorie mogen overheden dergelijke grondrechten schenden, mits de maatregelen aantoonbaar doeltreffend en niet discriminerend zijn, en lichtere maatregelen geen optie. Bij de Rotterdamwet trekken juristen in twijfel of aan die criteria wordt voldaan. Wetenschappelijk kan doeltreffendheid niet worden aangetoond en hoewel bij de selectiecriteria niet direct wordt geselecteerd op afkomst, raken de afwijzingsgronden mensen met een migratieachtergrond onevenredig hard. Op die manier is de Rotterdamwet discriminerend.
Als reactie op dit commentaar op de wet schrijft de gemeente: ‘Wij volgen uiteraard de ontwikkelingen rond de Wbmgp. Wij zijn ons bewust van de zwaarte van het instrument en maken de keuze alleen de maatregel ‘geven van voorrang’ (artikel 9) en ‘selectieve woningtoewijzing ter voorkoming van woonoverlast en criminaliteit’ (artikel 10) in de woonomgeving toe te passen. Wij kiezen er niet voor mensen te weren op basis van inkomensbron.’
‘Wij kiezen wel voor het weren van mensen met een verleden van ernstige woonoverlast en crimineel gedrag in de woonomgeving. Ernstige woonoverlast is een ingrijpende inbreuk op het leven van direct omwonenden, zeker in kwetsbare wijken. Wij kiezen ook voorrang aan bepaalde groepen geven. Dat sluit andere woningzoekenden zonder voorrang niet uit, onze resultaten laten zien dat ook zij woningen hebben kunnen huren in het aangewezen gebied. Daarbij is de maatregel van toepassing op een beperkt deel van onze woningvoorraad.’
Met de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp), ook wel de Rotterdamwet genoemd, hebben gemeenten de mogelijkheid om bepaalde groepen woningzoekenden te weren uit kwetsbare wijken. Mensen die in zo’n wijk een sociale huurwoning willen betrekken, worden getoetst op of ze een inkomen hebben uit werk (artikel 8), of ze ‘ongewenste sociaaleconomische kenmerken’ hebben (artikel 9), of dat het huisvesten van deze persoon leidt tot meer overlast of criminaliteit (artikel 10). Dat laatste gebeurt in de praktijk uitsluitend op basis van meldingen in een politiedossier. Het doel van de wet is om een concentratie van kansarme groepen tegen te gaan, wat de leefbaarheid zou moeten verbeteren. Schiedam toetst niet op inkomen uit werk.
De wet werd medio 2006 ingevoerd als ‘tijdelijke maatregel’, maar is na meerdere verlengingen nog steeds van kracht. Inmiddels wordt de Rotterdamwet toegepast in de gemeenten Rotterdam, Schiedam, Capelle aan de IJssel, Den Bosch, Dordrecht, Nijmegen, Vlaardingen, Zaanstad en Tilburg. In totaal gaat het om 52 duizend adressen. De gemeenteraad en de minister van BZK moeten de verlening van Rotterdamwetstatus in een wijk goedkeuren, na ‘zorgvuldige belangenafweging’ door gemeenten.