Met het Nationaal Groeifonds trekt het demissionair kabinet voor de komende vijf jaar 20 miljard euro uit voor projecten door heel Nederland. Het gaat om investeringen in ‘structurele en duurzame economische groei’. In april werd bekend welke projecten een bijdrage kregen uit de eerste tranche van het fonds. In totaal ging het om 4,1 miljard euro en infraprojecten waren de grote ‘winnaars’. Begin november ging de tweede selectieronde van start. 37 voorstellen dingen mee naar een bijdrage van het Rijk. Wie een bijdrage ontvangt, wordt besloten door de Adviescommissie Nationaal Groeifonds.
De 37 projecten worden als het aan het kabinet ligt anders beoordeeld dan bij de eerste tranche. Na evaluatie van deze tranche met de zogenaamde Wetenschapstoets, willen de ministeries van EZK en Financiën het fonds op een aantal punten wijzigen. Demissionair ministers Blok van EZK en Hoekstra van Financiën willen betere verankering van de doelen van de wet en de criteria voor bijdragen uit het fonds verhelderen. Ook moet de wet regelen dat het parlement jaarlijks een meerjarenprogramma ontvangt. De wet volgt de uitgangspunten voor het Nationaal Groeifonds, die in het afgelopen jaar door het kabinet zijn geformuleerd en met het parlement zijn besproken. Keuzes worden toegelicht in een brief aan de Kamer.
MKBA in plaats van bbp
Voor de precieze invulling van het fonds nam het kabinet deels de aanbevelingen uit de eerder uitgevoerde wetenschapstoets over het Groeifonds mee. Deze toets werd op aanbevelen van de Kamer uitgevoerd. Eén van de aanbevelingen uit de toets is om projecten te beoordelen met een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) in plaats van bijdragen aan bruto binnenlands product (bbp). Dit omdat individuele projecten soms te klein zijn voor een meetbaar bbp-effect, er veel onzekerheid zit in bbp-voorspellingen, en bbp een te nauwe invulling is van het welvaartsbegrip. Het kabinet erkent het belang van de MKBA. Voor een bijdrage uit het fonds moet een project dus leiden tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten.
Beter instrumentarium
Verder concludeert de toets dat er verbeteringen nodig zijn bij de ingezette beleidsinstrumenten. Het Groeifonds heeft te weinig aandacht voor marktfalen, fundamentele onzekerheid over het succes van projecten en bevoordeling van grote gevestigde partijen (insiders) tegenover kleine onbekendere (outsiders). De evaluatoren raden dus aan: toets vooraf op marktfalen, kies voor een ‘portofolioaanpak’ waarbij je risico’s spreidt over sectoren, en richt het fonds zo in dat ook kleine partijen een serieuze kans maken. Het kabinet honoreert deze aanbevelingen door te toetsen op marktfalen in het huidige selectieproces. Het fonds treedt enkel op waar marktfinanciering niet tot stand komt. Ook heeft de commissie ‘duidelijk oog’ voor spreiding van de bijdragen, in lijn met de portofolioaanpak.
Meer aandacht voor kleinere indieners ziet het kabinet echter niet zitten. ‘Het kabinet ziet op dit moment geen aanleiding om het fonds extra onder de aandacht te brengen bij kleine indieners. Uiteindelijk zijn de kwaliteit van het voorstel, de impact op het verdienvermogen en het oordeel van de commissie doorslaggevend’, aldus Hoekstra en Blok in hun Kamerbrief. ‘Wel is het zo dat grotere investeringen een grotere kans hebben om een impact te maken op het verdienvermogen.’ Mede hierom geldt er een minimumbedrag van 30 miljoen euro.
Betere evaluatie
Een ander verbeterpunt zit volgens de Wetenschapstoets in de evaluatie van de deelnemende projecten. ‘Er is aangeven dat het Groeifonds elke vijf jaar wordt geëvalueerd. Daarnaast is aangegeven dat na twee jaar een evaluatie plaats zal vinden met aandacht voor de governance. De manier waarop geëvalueerd wordt is niet nader uitgewerkt’, aldus de onderzoekers in het document. Een probleem daarbij is dat de Adviescommissie Nationaal Groeifonds zelf verantwoordelijk is voor de evaluatie. De onderzoekers pleiten dus voor tijdige monitoring en een strategische evaluatieagenda, met daarin aandacht voor de maatschappelijke kosten en baten van de projecten, marktfalen, insiders/outsiders -betrokkenheid, en de macro-effecten van het fonds. Het kabinet neemt deze aanbevelingen over in het wetsvoorstel.