Dit artikel verscheen eerder in de Steenbreekspecial van vakblad Groen. Klik hier voor meer informatie.

Een hoge mate van biodiversiteit staat gelijk aan een gezonde en veerkrachtige natuur. Dit wordt bepaald door de mate van verscheidenheid aan levensvormen, van zowel planten als dieren, binnen een leefgebied. Eddy Schabbink studeerde af aan Wageningen, was jarenlang actief bij groenbedrijf Donker Groep en is nu Business Developer bij het Arnhemse opleidingsinstituut IPC Groene Ruimte. Als expert op het gebied van biodiversiteit geeft hij trainingen hierover aan onder meer gemeenten en bedrijven.

‘Biodiversiteit is eigenlijk de uitkomst van de inrichting en het beheer van een fysieke leefomgeving’, licht Schabbink toe. ‘Door simpelweg te kijken of er genoeg water, voldoende structuurvariatie in groen, en voldoende schuilplaatsen voor de fauna zijn, kan je dit controleren. Zulke factoren bepalen de verscheidenheid aan soorten zoals bijvoorbeeld insecten en vogels.’

Het klinkt simpel, maar toch lijkt dit haaks te staan op onze gangbare gebiedsinrichting. ‘Kijk naar de bomen die in een gemiddelde buurt in rijen achter elkaar staan. Rechte lijnen van dezelfde boomsoorten worden doorgaans gezien als mooi. Het is overzichtelijk en netjes. Maar dit is niet waar de natuur van houdt’, legt Schabbink uit.

Een rij aan gelijke bomen langs een kanaal in Hoofddorp

Meetlat biodiversiteit

Annahaeghe, een villapark in het Venrayse Annapark, is een goed voorbeeld van zo’n eenzijdige nieuwe inrichting. De slogan luidt hier: “Wonen in het park”. Schabbink denkt daar anders over. ‘De huizen zijn op traditionele wijze verkaveld, worden omringd door gras, rijen met bomen en aaneengesloten hagen van dezelfde soort. De focus ligt hier op zichtlijnen en kleurcontrasten. Het suggereert duurzaam te zijn, maar gekoppeld aan een hoge graad van toekomstige verstening op de kavels zelf gaat het niet bijdragen aan de biodiversiteit.’

Een inrichting die bestaat uit verschillende soorten bomen, struiken, heesters, kruiden et cetera, passend bij de omgeving, zorgt dan ook voor een veel gezondere basis. De voedselpiramide op de middelbare school leerde al dat een veerkrachtige natuur uit processen bestaat. ‘Wanneer wij een monocultuur aan eiken in een wijk planten, trekken we geen koolmezen, wantsen en zweefvliegen meer aan. Door het gemis van deze natuurlijke vijanden profiteer de eikenprocessierups en ontstaat er een plaag. Er wordt sterk ingezet op bestrijding van de rups met bacteriën en nematoden maar daarmee wordt enkel het gevolg bestreden en niet de oorzaak.’

Als reactie op de bedreiging van diverse plant- en diersoorten ontstond de Flora en faunawet, en per 1 januari 2017 de Wet Natuurbescherming. ‘Deze beschermde soorten, rode lijst-soorten en zeldzame soorten zijn echter afhankelijk van andere soorten, dat is waar de biodiversiteit om draait’, zegt Schabbink. Het behoudt en herstel van de biodiversiteit begint dan ook bij de basis van de voedselpiramide. IPC Groene Ruimte heeft een meetlat biodiversiteit ontwikkeld. Deze biedt een objectieve waardering op basis van diverse criteria over de waarde van een omgeving voor biodiversiteit. Het zorgt voor een nulmeting en geeft handvatten voor beleid en beheer.

Leefomgeving

‘De biodiversiteit is niet alleen van waarde voor de natuur zelf, maar ook voor ons leven, en de inrichting van de omgeving’, benadrukt Schabbink. ‘Een hoogwaardige biodiversiteit levert ons concrete diensten waar vaak onvoldoende bij wordt stilgestaan.’ Zo bieden natuurlijke parken ruimte voor ontspanning, maar ook voor waterberging en stadskoeling. Op akkers en weilanden zorgt de natuurlijke bodemvruchtbaarheid ervoor dat gewassen kunnen groeien. Natuurlijke vijanden onderdrukken vervolgens plaaginsecten. Deze ecosysteemdiensten zijn volgens Schabbink in te delen in: productiediensten, regulerende diensten, culturele diensten en ondersteunende diensten.

‘Laten we nu eens omdenken en gebieden in gaan richten op basis van kennis van het gebied en de regio. Geen gebied is immers gelijk’, pleit Schabbink. ‘Belangrijk hierbij is
dat er een groen-blauwe waardenkaart als drager voor de toekomstige inrichting wordt opgezet. Dit hanteren we nu zelden of nooit. De uiteindelijke inrichting van de woonwijk of het sportcomplex of het industrieterrein dient gerealiseerd te worden binnen de spelregels van de groen- blauwe waardenkaart.’ Deze aanpak sluit aan bij de aankomende Omgevingswet, die een integrale aanpak van onze fysieke leefomgeving voorstaat. Participatie met burgers en afstemming tussen onder andere provincies, gemeenten en waterschappen is hierin van essentieel belang.

Lanxmeer

Het Culemborgse Lanxmeer uit 2000, een ecologische woonwijk die zich onder meer focust op gezamenlijke tuinen, duurzame energie, deelmobiliteit en participatie is een goed voorbeeld. ‘Het groen en blauw werd hier gezien als de basis van de wijk’, legt Schabbink uit. ‘Binnen deze natuurlijke structuur zijn de woningen gebouwd.’

Eddy Schabbink pleit dus niet alleen voor een andere omgevingsaanpak, waarbij de groen-blauwe natuurwaarden leidend zijn voor de verdere inrichting, maar is ook van mening dat we de functies in onze omgeving beter moeten leren combineren. ‘Laatst zag ik een “duurzame” supermarkt in Almere, met zonnepanelen en koele afdakjes voor de klanten. Wat is hier duurzaam aan? Winkelen is nog steeds de enige functie van het gebied. We zouden al onze industriegebieden, woonwijken, sportcomplexen, begraaf- plaatsen et cetera kritisch op de mogelijkheid van andere functies moeten beoordelen. Iets is namelijk pas duurzaam als het in economisch, ecologisch en sociaal-maatschappelijk opzicht combineert. Gek gezegd: waarom kunnen we niet sporten op hetzelfde terrein van een begraafplaats?’ Om deze vorm van omdenken te ontwerpen, ligt een taak bij de politiek. ‘Overheden kunnen binnen de wettelijke kaders zorgen voor spelregels, waardoor initiatiefnemers verschillende functies toewijzen aan een gebied, met de groen-blauwe waarden als basis. Zoals: jij mag hier bouwen, mits honderd procent van het water geïnfiltreerd wordt op de locatie, of mits een bepaalde groep zangvogels blijvend in het gebied voorkomt. De initiatiefnemer zal dan zelf met de bewijslast moeten komen dat er aan de spelregels wordt voldaan.’

Wijk Lanxmeer in Culemborg, waar de inrichting zich aanpaste aan de natuur. Beeld: Eva-lanxmeer.nl

Spelregels

Volgens Schabbink groeit deze manier van denken al, nu de startdatum voor de nieuwe Omgevingswet dichterbij komt. Ook zijn er volgens hem genoeg specialisten die zich kunnen ontfermen over die groen-blauwe basisinrichting. ‘Het probleem is dat dit werk nu nog vaak sectoraal wordt gedaan en we allemaal langs elkaar heen werken’. Zelf geeft Schabbink meerdaagse trainingen aan gemeenten in deze vorm van omdenken.

‘We trainen ambtenaren om vanuit concrete ambities en doelen ten behoeve van de biodiversiteit, heldere criteria en effecten op te stellen.’ Deze ambities en doelen worden bepaald binnen het kader van de sustainable development goals (SDG’s) van de Verenigde Naties. De Nederlandse overheid heeft zich aan deze duurzame doelen geconformeerd. Het vraagt een integrale aanpak vanuit verschillen- de domeinen en dat vergt een andere manier van denken. ‘De ervaring leert dat het omdenken na enige verwarring leidt tot mooie spelregels die bijdragen aan een gezonde fysieke leefomgeving, met een hoge mate van biodiversiteit’, aldus Schabbink.