Dit concludeert de Raad van de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in het advies ‘Geef richting, maak ruimte!’. Het advies is geen oproep tot een harde systeemrevisie. Het meest drastische is steun voor een nieuwe minister van ruimte, waarvan inmiddels redelijk vaststaat dat die er komt. Radicaal zijn de adviezen van de dus Rli niet. ‘Daar kiezen we nadrukkelijk voor’, zegt Jantine Kriens, voorzitter van de commissie die het advies heeft voorbereid. De raad noemt het document zelf graag een ‘sturingsfilosofie’. ‘Nederland gaat al op de schop, dan moet je niet tegelijkertijd het bestuurlijk systeem op de schop gooien. Dan zijn we minstens tien jaar verder. We moeten dit doen met de systemen die we hebben.’

De afgelopen twintig jaar werd het Rijk steeds minder sturend in de ruimtelijke ordening, terwijl de opgaven steeds groter en ingewikkelder werden, constateert de Rli. Daarmee laat de raad ook qua probleemconstatering geen baanbrekend geluid horen, erkent ze zelf ook. De afgelopen jaren kwam het Planbureau voor de Leefomgeving in meerdere onderzoeken tot vergelijkbare conclusies en het College van Rijksadviseurs deed meerdere aanzetten tot het benodigde brede ruimtelijke perspectief, bijvoorbeeld met het Panorama Nederland.

Wat voegt de NOVI-plus nog aan het ruimtelijk debat toe, als we al documenten als het Panorama hebben? Kriens: ‘De NOVI is een mooi verhaal van goede bedoelingen, maar we moeten het wel doen. We moeten dus keuzes maken, want niet alles kan overal. Daar voorziet de NOVI-plus in.’ Het parlement is de aangewezen partij voor het maken van de keuzes, met input van experts uit het ruimtelijke wereldje, medeoverheden, corporaties en de markt.

Vervolgens moeten inwoners meegenomen worden. Top-down en bottom-up dus, het kan volgens de raad prima samen. ‘Sturen doe je vanuit de inhoud. Met de representatieve democratie stel je goed onderbouwde doelen en bouw je een narratief over wat voor land we willen en kunnen zijn’, zegt Kriens. ‘Dat moet je vervolgens met burgerparticipatie verder invullen.’

De visie moet aansluiten op lokale en regionale belangen. Bij de uitwerking hoort ook dat overheden elkaar durven aanspreken als het niet goed gaat. Kriens: ‘We zien nu dat alle overheidslagen amper gebruikmaken van instrumenten als indeplaatsstelling en aanwijzing. Men is een beetje angstig. Maar als je niet bereid bent om er mee te werken, valt het systeem in duigen.’ Het gevaar van samen visies opstellen en keuzes maken is wel dat we de komende tien jaar debatteren over die visies en keuzes. ‘Maar dat is echt geen optie’, zegt Kriens. ‘We kunnen niet tien jaar wachten met alle grote opgaven. We zien nu al dat dingen aan het ontsporen zijn. Ik kan me voorstellen dat alle politieke partijen met dit advies hun voordeel mee kunnen doen. We presenteren niet heel ingewikkelde dingen en we hadden gisteren al moeten beginnen.’