Het succes van de Brainport Industries Campus (BIC) maakt de groene locatie ten noordwesten van Eindhoven tot de ideale plek voor het BT Event 2021. Veel dynamiek, onderwijs en experimenteerruimte voor de moderne maakindustrie zijn hier met elkaar verbonden, op loopafstand van Eindhoven Airport. Maar op 5 kilometer en met een matige busverbinding met het centrum verbonden. Dat BIC nog steeds maar moeilijk te bereikbaar is per openbaar vervoer is een goede aanleiding om met dagvoorzitter Roelof Hemmen de eerste paneldiscussie van de dag op gang te schieten. Roel Hellemons (CEO Eindhoven Airport), Edward Voncken (CEO KMWE), Bart Verschut (CEO Flight Forum) en Erik Ronnes (gedeputeerde Ruimte en Wonen) zijn het met elkaar eens dat samenwerking essentieel is om een krachtige werklocatie te ontwikkelen, die ‘complementair is aan de stad.’ ‘We hebben teveel naar ons zelf gekeken. Dat geldt ook voor overheden. We moeten nadrukkelijker gaan samenwerken’, aldus Verschut.
Hoe die er in Eindhoven uit gaat zien, daar worstelen de betrokkenen mee en daarom staat dit onderwerp op het programma. Hoe integreer je werkgebieden, die in het verleden aan de rand van de stad zijn ontwikkeld, meer in het stedelijk weefsel? De ‘stip op de horizon’ is er blijkbaar. Op het Flight Forum, een bedrijvenpark dicht bij Eindhoven Airport en BIC, moet er korte termijn ander soort bedrijvigheid en short stays voor werknemers komen om er elk moment van de dag reuring te laten plaatsvinden. Er is hoop op een World Trade Center en een Tramportlijn, een directe lijn die de high tech bedrijvenparken rond Eindhoven verbindt met Eindhoven Airport en Eindhoven Centraal. Dat alles om de identiteit en mobiliteit te versterken. ‘We proeven de energie om stappen te gaan zetten’, klinkt het. Maar nu is aan de orde welke stappen ze eerst zetten, wie wat doet en wie het gaat betalen.
Pittsburgh en Brno als voorbeeld
De urgentie is hoog, geeft ook voormalig burgemeester Rob van Gijzel aan. ‘Alleen in Eindhoven komen er in volgende jaren 6.000 werknemers van ASML en 6.000 werknemers van toeleverende bedrijven bij. Hoe gaan we ervoor zorgen dat dat goed blijft gaan?” Daarvoor moet wonen en werken weer veel dichter bij elkaar komen. Hij benadrukt dat het uit elkaar drijven van verschillende stedelijke functies de stad kwetsbaar heeft gemaakt. Als je de werkgebieden, los van de kantoren, naar buiten drukt en er ontstaan problemen in de economie dan komt de hele stad in grote problemen. Hij verwijst naar wat er in Detroit is gebeurd, toen de autoindustrie instortte. Daarentegen laat Pittsburgh zien hoe je je als stad wel kunt aanpassen aan een veranderende economie. “Daar hebben de bedrijven bijgedragen aan de voorzieningen in het centrum en de woonwijken, die daarmee weerbaarder werden.’
Ralph de Munnik van belegger CTP, die wereldwijd in bedrijvenparken investeert en sinds kort ook in Amsterdam aan de slag gaat bij de Amsterdam Logistic Cityhub (ALC) laat zien hoe ze dat in Brno hebben gedaan. Bedrijvenlocaties met maak- en experimenteerruimtes, tegelijk met distributiecentra en bedrijfsverzamelgebouwen, maar ook woonflats voor de werknemers en de nodige voorzieningen. ‘We werken hier met 250 partners en die zitten echt niet alleen maar aan de randen van de stad. Soms zelfs tegen het centrum aan. Je ziet dat dat werkt.’
Rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving Wouter Veldhuis is blij met de hernieuwde aandacht voor werklocaties in de stad. Verdichting is nodig zeker, en er moeten veel woningen in de stedelijke omgeving bij komen, maar altijd in combinatie met nieuwe werklocaties, zo benadrukt hij. Maar neem geen overhaaste besluiten, voordat je daar een duidelijke visie en plan van aanpak voor hebt. ‘Laat je niet uit elkaar spelen door het grote geld. Op dit moment souperen de partijen met de dikste portemonnee de beschikbare ruimte op. Met dure appartementen is nou eenmaal meer geld te verdienen dan met bedrijvenparken.’
Sowieso is het van belang dat gemeenten regionaal samenwerken, zegt Veldhuis: ‘Gemeenten moeten het grondbeleid en het vestigingsbeleid met elkaar afstemmen en vasthouden.’ Hij waarschuwt dat we nu geen dingen moeten doen waar we over tien jaar spijt van krijgen. Hoe we nu denken over een circulaire economie, daar lachen we over tien jaar om. ‘In de toekomst gaat het niet meer over het vergroten van de welvaart. We gaan van een welvaartseconomie naar een welzijnseconomie, denk ik. Die gaat over je goed voelen en over een betekenisvol leven. Kijk nu eens naar de grote problemen in de logistiek… Er zijn wachtlijsten voor producten. We gaan naar een tijd waarin dingen op zijn. Bedrijventerreinen moeten mee in die gedachten. Maak pas op de plaats tot we weten wat we willen, al kunnen ze wel de eigen ruimte beter gaan benutten. Ik zie veel bedrijventerreinen met uitgestrekte parkeerterreinen die grote delen van de dag leegstaan.’
'We moeten geen dingen doen waar we over tien jaar spijt van krijgen'
De uit Londen overgevlogen stedenbouwkundige Chris Choa die veel stadsbesturen adviseert en zichzelf ‘stadspsychiater’ noemt, houdt de zaal voor dat de stad moet leren omgaan met veranderingen. Dat is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven. Het hoeft ook geen probleem te zijn als je het bredere perspectief – jouw plaats in het grotere geheel – maar niet uit het oog verlies, doorbouwt op je unieke kwaliteiten en voor goede samenwerkingsverbanden smeedt om die veranderingen aan te gaan. ‘Je moet het samen doen’. Het is een boodschap die we vaker horen.
Als SKBN-directeur Theo Föllings het manifest aanbiedt aan de digitaal aanwezige Mirjam Visscher (directeur Regio) namens het ministerie van Economie Zaken & Klimaat benadrukt hij dat nog een keer. ‘Ik ben blij dat jullie er zijn, hier hebben we jaren voor geknokt. Laten we samen werken aan de werklocaties van de toekomst.’