Zowel het thuiswerken, het online vergaderen als het thuisonderwijs is sterk toegenomen tijdens de COVID-pandemie. Ongeveer de helft van de respondenten van het KiM-rapport werkte in enige mate thuis, zes op de tien respondenten deed tijdens de pandemie ervaring op met online vergaderen en een grote meerderheid van leerlingen en studenten volgde op enig moment onderwijs vanuit thuis.

Na de versoepelingen en de mogelijkheid om weer terug te keren naar de kantooromgeving en de collegebanken, leeft het maatschappelijk debat op rondom de vraag of er in Nederland meer hybride gewerkt kan worden. Dit houdt in dat studeren en werken deels, dan wel niet volledig op afstand gedaan kan worden. Ongeveer 48 tot 58 procent van de thuiswerkers geeft in het onderzoek aan te verwachten om structureel vaker thuis te werken dan voor de pandemie, zij voorzien een of twee extra dagen vanuit huis te werken. In totaal zou dit betekenen dat de Nederlander gemiddeld vier uur langer thuiswerkt, van drie uur voor naar zeven uur na de pandemie. Met name werkenden in de ICT- en automatiseringssector of werkenden met een kantoor- of managementfunctie zien meer ruimte om thuis te werken. Ook factoren als de grootte van een organisatie, het opleidingsniveau en de woon-werkreistijd hebben invloed op de keuze om meer hybride te werken.

In het rapport worden ook argumenten aangedragen tégen het thuiswerken. Werkgevers die de trend liever niet stimuleren, noemen de bedrijfscultuur waarbij interactie van groot belang is. De medewerker ziet het wegvallen van ondersteuning en begeleiding als een belangrijke reden om niet thuis te werken. Ook de risico op het verslechten van de werk-privébalans is een vrees. Voor veel werkenden en werkgevers geldt dat zij de komende tijd op zoek zullen gaan naar een juiste balans tussen thuis- en op locatie werken, zodat ze de voordelen van beide kunnen benutten.

Minder draagvlak in het onderwijs

De structurele verandering in het onderwijs is naar verwachting beperkter: ongeveer 30 procent van de studenten die thuisonderwijs volgde, verwacht én wenst post-pandemie meer afstandsonderwijs te krijgen dan in de situatie voor de pandemie. Hbo- en Wo- studenten zien meer ruimte voor onderwijs op afstand, studenten uit het voortgezet of met een Mbo-opleiding zien die ruimte minder. Voor praktische lessen en onderdelen verwachten zowel student als onderwijsinstelling weinig structurele verandering in de online mogelijkheden.

De reden voor het lager liggende animo van studenten en onderwijsinstellingen om gebruik te maken van thuisonderwijs ligt in de mentale druk die studeren in de pandemie heeft nagelaten. Studenten noemen concentratieproblemen en de face-to-face-interactie met medestudenten en docenten als reden om de schoolomgeving te blijven opzoeken. Instellingen benoemen deze voorkeur (met enkele uitzonderingen) zowel vanuit sociaal als didactisch oogpunt.

Dempend effect

Het rapport spreekt van een dempend effect op de verplaatsingen en de afgelegde afstand voor woon-, werk- en zakelijke reizen. Nederlanders zullen naar verwachting tien tot dertien procent minder reisbewegingen maken en zal de woon-werkafstand daarmee afnemen met 14,5 tot 21,5 procent. Zakelijke verplaatsingen nemen af met zeven tot elf procent door online vergaderen. Met name het treinverkeer en in mindere mate de bus, tram en metro zullen de effecten gaan merken. Veel respondenten die voorkeur uitspraken voor meer thuiswerken zijn treinreizigers.

Ook de spreiding over de week en dag zal verschuiven, met een sterke daling op woensdagen en vrijdagen. Werkgevers noemen de spreiding van medewerkers over de werkweek als een belangrijke voorwaarde om hybride werken succesvol toe te passen. Scholen hebben hierbij geen specifiek beleid omdat dit rooster technisch ingewikkeld ligt. Het KiM verwacht een daling in de ochtendspits (zeven tot tien procent), en in mindere mate ook tijdens de avondspits (3,5 tot zes procent).

Handelingsperspectieven

In het rapport wordt voor werkgevers, onderwijsinstellingen en overheden adviezen meegegeven. ‘Het onderzoek biedt die groepen handelingsperspectieven om het thuiswerken te stimuleren,’ zegt een woordvoerder van het KiM. Het instituut hoopt zo het thuiswerken waar mogelijk te stimuleren. Zo kunnen werkgevers perspectief en voorzieningen bieden aan medewerkers die mogelijk thuis willen werken en moeten de werkgevers zich voorbereiden op de gevolgen van hybride situaties. Onderwijsinstellingen kunnen digitaal lesgeven opnemen in het curriculum en studenten maatwerk bieden. De Nederlandse overheid kan investeren in de cultuur van het thuiswerken en de acceptatie van werkgevers van hybride werken. Uit gesprekken blijkt ook dat niet alle arbo-gerelateerde faciliteiten fiscaalvriendelijk kunnen worden aangeschaft. De fiscale regelingen worden complexe materie genoemd. Rond thuisonderwijs missen richtlijnen en visie over onderwijs op afstand als innovatie in het Nederlandse onderwijs. Al vinden enkele instellingen vrijheid voor eigen invulling ook belangrijk en moet regelgeving en sturing niet in de weg zitten.

Tot slot adviseert het KiM om flexibiliteit aan te bieden in het ‘systeem van afhankelijken’. Onderwijsinstellingen die worstelen met het vormgeven van thuisonderwijs in hun roosters en teveel nadruk op het ‘moeten hebben’ van een thuiswerkbeleid voor werkgevers kan tegendraads werken.