‘Alle investeringen aan de aanbodkant van fossiele brandstoffen zetten wij als ABP stop’, meldt de woordvoerder van het pensioenfonds voor het onderwijs en de overheid, dat gisteren na enkele jaren de knoop doorhakte om niet langer te investeren in olie- en gasbedrijven. APB zal de beleggingen in delen verkopen, waarvan het grootste deel volgens het fonds in april 2023 verkocht zal zijn. Het fonds zal het ‘bespaarde’ bedrag deels herinvesteren in betaalbare en hernieuwbare energiebronnen. Daarnaast beoogt ABP haar invloed te vergroten in haar aandelen in bedrijven in de luchtvaart en auto-industrie, door eisen te stellen aan de acceleratie van verduurzaming op de korte termijn.
‘Als het gaat om de grootverbruikers, willen we die versneld laten vergroenen door gesprekken te voeren over het doorvoeren van veranderingen in het beleid. Zien we onvoldoende verbetering na gesprekken, dan zullen we afscheid nemen van deze bedrijven’, voegt de woordvoerder toe. ‘Als je kijkt naar het IPPC-rapport, kunnen we niet op onze handen gaan zitten.’
Teleurgestelde gesprekken
Een maand geleden ging het vijfde grootste pensioenfonds voor de metaal- en techniekindustrie, PME, ook al over tot het intrekken van investeringen in de fossiele industrie. Een jaar ervoor speelde daar ook intern de vraag hoe bij te dragen aan de energietransitie. PME concludeerde dat haar beste bijdrage het volledig afstoten van haar beleggingen in olie- en gasbedrijven was. Zij investeert de vrijgekomen 1,2 miljard in wind- en zonne-energie. ‘We zijn teleurgesteld in gesprekken met de olie- en gasbedrijven, dat maakt dat we ons hebben teruggetrokken’, aldus de woordvoerder van PME.
De redactie van Stadszaken heeft een ronde langs verschillende financiële instituten gemaakt naar aanleiding van een persbericht van Milieudefensie, waar in het rapport ‘Fossil fuel versus renewable financing by financial institutions active in the Netherlands' een opsomming geeft van financiële spelers die vijf jaar na het Klimaatakkoord in Parijs nog altijd grote bedragen investeren in de fossiele industrie. Maar liefst 88 procent van de totale beleggingen in de energiesector, samen 34,3 miljard euro, zat eind 2020 in kolen, olie en gas. Voor leningen tussen 2018 en 2020 was dit 69 procent.
Transitieperiode nodig
ING, de grootste Nederlandse bank, verleende in de afgelopen drie jaar met 9,1 miljard euro de meeste kredieten aan de energiesector. Driekwart van dit krediet ging naar bedrijven in de fossiele brandstoffen. ABN Amro presteert amper beter met 71 procent. Pensioenfonds ABP (86 procent, 7,3 miljard euro) trekt zich nu terug, andere fondsen zoals PFZW, PMT en BPF Bouw hebben nog geen vergelijkbare plannen bekend gemaakt. Zij investeren respectievelijk 83, 95 en 88 procent. Verzekeraar Allianz had eind 2020 negentig procent van haar energiebeleggingen geïnvesteerd in fossiel, Aegon zelfs 93 procent.
‘Er is een transitieperiode nodig om van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie over te gaan. De maatschappij kan dat nou eenmaal niet van de ene op de andere dag’, laat ING weten, ‘Bovendien is een onmiddellijke stop op olie- en gasgebruik helemaal niet nodig om de klimaatdoelen te halen. Wij willen onze klanten graag helpen met de energietransitie. Dat doen we onder meer door het koppelen van duurzame doelstellingen aan leningen die we verstrekken en rentekorting te geven als onze klanten die doelen behalen.’
ING laat verder weten als grootste bank ook ruimschoots de grootste portefeuille hernieuwbare energieleningen in huis te hebben. ‘Onze portefeuille voor financiering voor elektriciteitsopwekking ligt geheel in lijn met de anderhalve-gradendoelstelling van Parijs.’ De bank brengt ook haar leningen aan de olie- en gassector in lijn met diezelfde doelstellingen van Parijs: in 2025 zal deze portefeuille 12 procent dalen ten opzichte van 2019. ‘Daarmee doen we recht aan de vraag naar energie die voor een groot deel nog altijd fossiel gedreven is.’
Verzekeraar Aegon laat weten het afgelopen jaar ruim 570 indringende gesprekken te hebben gevoerd met ondernemingen waarin zij belegt, over onderwerpen op het gebied van klimaatrisico’s, gezondheidsrisico’s en goed ondernemingsbestuur. ‘Verkoop van bepaalde belangen is pas aan de orde als deze gesprekken met bedrijven niet hebben geleid tot verbetering’, stelt Aeagon. ‘We hebben de afgelopen jaren ook zeker niet stilgezeten.’ Aegon en zijn bedrijfsonderdelen nemen deel aan samenwerkingsverbanden zoals Institutional Investors Group on Climate Change en de Climate Action 100+. Aegon noemt onder andere het publiceren van de CO2-voetafdruk van zijn beleggingen in staats- en bedrijfsobligaties als voortvloeisel van de samenwerkingen.
‘Vergeleken met anderen doen we het al goed’
Verzekeraars, banken en pensioenfondsen noemen de gestelde doelen van het Klimaatakkoord in Parijs als stippen aan de horizon. Ook de Nederlandse overheid wordt genoemd als verantwoordelijke om, waar nodig, hogere doelstellingen aan de financiële instituten te eisen. Veel grote financiële instituten zien geen reden om in de voetstappen van ABP te treden en stellen dat het aan elke individuele partij zelf is om een eigen transitieplan te volgen. Zij leggen daarmee deels de verantwoordelijkheid buiten henzelf en stellen geen hogere ambitie dan noodzakelijk volgens het Klimaatakkoord in Parijs.
Als een voorbeeld van een grote Nederlandse bank die het relatief goed doet, noemt het rapport van de Eerlijke Geldwijzer de Rabobank. In 2020 investeerde de Rabobank 88 procent in duurzame aandelen, vergeleken met de 63 procent in 2018. De bank ambieert daarnaast een groei in die markt van twintig tot dertig procent. ‘Investeren in groene en hernieuwbare energie is noodzakelijk voor het klimaat en een kans voor de economie’, vertelt de woordvoerder. De Rabobank werkt toe naar een volledig duurzame energiefinanciering in 2050. Sneller die duurzame doelstelling bereiken, eerder dan 2050, vindt de Rabobank niet nodig. ‘We behoren tot de wereldwijde top tien van financiers van hernieuwbare energieparken. Wij doen het vergeleken met anderen al ontzettend goed.’ In een rapport van Bloomberg uit 2014 over investeerders in duurzame energieparken, staat de Rabobank op nummer tien.
De transitie van het financieren van producenten en gebruikers van fossiele brandstoffen naar een volledig duurzame beleggingsportefeuille gaat volgens veel partijen niet over één nacht ijs. Voorop lopen vinden vele van hen niet noodzakelijk. Ook pensioenfonds PME gelooft niet dat honderd procent fossielvrij beleggen op dit moment mogelijk is: ‘Daar wordt overal over gesproken, maar het is nu nog niet haalbaar. Zolang de samenleving nog draait op fossiele brandstoffen, zijn er altijd nog beleggingen in de fossiele industrie.'