Dit is een voorpublicatie uit vakblad ROm. ROm is gratis voor ambtenaren ruimte, infrastructuur en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Klik hier voor een abonnement.

Bij aankomst op Station Heerlen word je verwelkomd door het Maankwartier. Schitterend in de zon is de witte gevel van de kolos net een met sneeuw bedekte Alpentop. Een soort Eiger, of Matterhorn. We bezoeken het centrum van Heerlen op een zonnige dag in september, niet zo goed wetende wat te verwachten.

De centrumstad van Parkstad Limburg heeft namelijk een lastige reputatie. In de mijntijd was de stad één van de rijkste steden van Nederland. Vrouwen in bontjassen bevolkten de straten, de winkels in hartje Heerlen hadden weelderige etalages. Met het wegvallen van de mijnen verdween die welvaart. Heerlen verwerd in de jaren ‘70 van bontjassenhoofdstad tot heroïnehoofdstad, harddrughoofdstad. Het allitereert lekker, maar roept verder geen prettig beeld op.

Sinds de eeuwwisseling is de heroïne-epidemie grotendeels bezworen, maar aan de stad kleeft nog steeds een flinke rauwe rand. Dat is niet per se een zwaktebod, verre van zelfs. Steden als Berlijn en Rotterdam wisten zich eerder sterk te profileren met hun ‘urban’ karakter, en ook Londen kiest in sommige stadsdelen expliciet voor de rauwe stempel. Beton, glas en staal, moderne architectuur in plaats van grachtenpandjes, het oefent grote aantrekkingskracht uit op bepaalde bezoekers.

Ook Heerlen presenteert zichzelf de laatste jaren dan ook nadrukkelijk als urban. In het bidboek Urban Heerlen uit 2016 wordt deze koers uitgezet en toegelicht. HEERLEN = URBAN staat er groot op de pagina's. De stad gaat voor ‘urban experience’, ‘urban heritage’, ‘urban culture’ en ‘urban living’. Heerlen is ‘onaf, op plekken rauw, daagt uit tot experiment en eigentijdse beleving, is innovatief, jong en creatief van geest’, in de woorden van de gemeente. Heerlen moet Maastricht en Sittard-Geleen, beide steden met een historisch centrum, niet volgen. Het doel is juist een ‘onderling onderscheidend stedelijk aanbod zodat de steden elkaar versterken’. Met een vijftigtal muurschilderingen, verspreid door de hele stad, werd de toon de afgelopen jaren al gezet.

Het bruist

Het bezoek valt samen met het Cultura Nova Festival. Door het hele centrum zijn er culturele activiteiten. Het gaat om theater, muziek, exposities en rondleidingen. De pleinen worden bevolkt door grote opblaasdieren. Kinderen dansen om de armen van de inktvis en rennen gillend weg voor een waterspuwende walvis. De zon schijnt, een divers publiek bevolkt de straten.

‘Het gaat goed met de stad, de economie is in beweging’

Sjaak Vinken en Leonie Kuepers leiden ons door de stad. Zij zijn de drijvende krachten achter Streetwise, een stichting die ondernemers helpt om hun plek te vinden in de Heerlense binnenstad. Daarvoor werken ze samen met de gemeente, met vastgoedpartijen, financiers en natuurlijk met de ondernemers zelf. Met succes: ongeveer negen op de tien ondernemers die ze begeleiden, is na een jaar nog steeds actief. Vinken en Kuepers merken dat er een frisse wind door Heerlen waait. ‘De stad wordt steeds meer gewaardeerd en ontdekt door een groep jonge ondernemers, dat is erg mooi om te zien’, zeggen ze. 

Ook ondernemers voelen dat het de goede kant op gaat. Vasilis Papas van Espresso Bar Aroma: ‘Het gaat goed met de stad, de economie is in beweging.’ Asnath en Alex ‘Bobo’ Sailer, van pastabar Fresco vinden ook dat de sfeer in de stad goed is. ‘s Avonds bruist het, is hun ervaring. Wel maken ze zich zorgen over personeelstekorten. Goede mensen zijn nauwelijks te vinden, waardoor herstel na de coronacrisis moeizaam verloopt.

Dag van de Stad
Met een corona-tussenjaar is er dan nu écht weer een Dag van de Stad op 1 november, voorafgegaan door een Nacht van de Stad op 31 oktober. Heerlen en Stadsregio Parkstad Limburg zijn gastheren. De Dag en Nacht staan in het teken van de vraag hoe het verleden inspiratiebron kan zijn voor de toekomst, maar ook hoe we onze steden productief, leefbaar, duurzaam, klimaatbestendig en sociaal inclusief maken. De grote uitdagingen van deze tijd. Klik hier voor meer informatie.

Grote ruimtelijke ingrepen

De profilering en revitalisering van de stad gaan gepaard met grote ruimtelijke ingrepen. Want: een inzet op het rauwe onaffe karakter van Heerlen betekent niet de zaken op hun beloop laten, het omarmen van verloedering. Het is urban binnen de lijntjes, rauw binnen beleidskaders.

Het centrum van Heerlen moet het centrum van de regio Parkstad worden. Met een compact, druk centrumgebied, met een eigentijds horeca en winkelaanbod en een aantrekkelijke groene openbare ruimte. Een centrum dat als ‘sociaaleconomisch uithangbord en stimulerende omgeving voor talentontwikkeling voor de hele Parkstadregio functioneert’, zoals in de Regio Deal Parkstad Limburg beschreven.

Een prominente centrumrol is historisch gezien voor de Heerlense binnenstad niet per se vanzelfsprekend. In de context van de grote aantrekkingskracht van de mijnen ontstond medio 20e eeuw een stedelijk weefsel met vooroorlogse mijnwerkerswijken en grote naoorlogse stadsuitbreidingen. De stad is dus veel kleine wijk- en buurtcentra rijk. Veel voorzieningen liggen buiten de binnenstad. Centreren van winkels en voorzieningen is nu dus het credo. De herstructureringsopgave is flink. De stad krimpt, veel vastgoed is verouderd en staat leeg.

Kansen liggen er zeker. Heerlen is een architectuurstad, al is dat imago nog niet erg wijdverspreid. In aanvulling op historische artefacten uit de middeleeuwen en tijd van de Romeinen, vind je er modernistische en structuralistische bouw uit de 20e eeuw. Architect Fritz Peutz drukte een nog steeds goed zichtbare stempel op de stad met gebouwen als het Schunck Glaspaleis, het Theater Heerlen en de raadhuis. Het paleis en theater werden recentelijk ingrijpend verbouwd, wel met behoud van de kenmerkende strakke lijnen en beton, staal en glas. Tussen de schouwburg en het Glaspaleis vind je een promenade, geïnspireerd door de Rotterdamse Lijnbaan. Bij aanleg in de jaren ‘60 werd dwars door bestaande stedelijke structuren heen gebroken.

Ook nu bouwt de stad nog opvallende architectuur. Een klein overzicht: het multifunctionele Maankwartier aan het station, eind augustus 2019 in gebruik genomen, moest Heerlen weer een plek geven om ‘trots op te zijn’, in de woorden van geestelijk vader Michel Huisman. Poppodium de Nieuwe Nor aan de Pancratiusstraat krijgt een nieuwe grote glazen gevel. In het Romeins kwartier, aan het zuidelijke randje van de binnenstad, verrijzen het nieuwe stadskantoor naar ontwerp van architect Francine Houben (Mecanoo) en het Romeins museum naar ontwerp van Dirk Jan Postel (Kraaijvanger Architects). Het stadskantoor komt naast het oude raadhuis van Peutz, en Houben hield bij haar ontwerp nadrukkelijk rekening met het oude iconische gebouw. ‘Ik denk dat als Frits Peutz dit had gezien, hij er heel content mee zou zijn’, zei de architect erover tegen De Limburger.

Over het museum zegt wethouder Cultuur Jordy Clemens: ‘Heerlen krijgt met het Romeins Museum een nieuw icoon waar de stad en de regio van gaan profiteren. De komst van het Romeins Museum de Thermen versterkt bovendien de levendigheid van de binnenstad en draagt daarmee in belangrijke mate bij aan de aantrekkelijkheid voor ondernemers, onderwijs en kennisinstellingen en investeerders.’

Enkel nieuwe voorzieningen is niet genoeg voor een vitaal centrum, erkent de stad. Belangrijk onderdeel van de aanpak is het toevoegen van woningen. Ook ‘s avonds moet er licht branden in het centrum, aldus betrokkenen. Doel is om 700 betaalbare woningen aan het centrum toe te voegen, voor starters en studenten, ouderen en gezinnen. Voor die opgave krijgt de stad een bijdrage uit de Woningbouwimpuls van 4,6 miljoen euro. De woningen komen op inbreidingslocaties, plekken waar nu veelal verouderde en in onbruik geraakte kantoren staan, zoals het gebied Schinkelkwadrant Noord en Zuid. De bouw moet in 2022 beginnen.

Verder zijn er grootse plannen voor de openbare ruimte. ‘Een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte kan de aantrekkelijkheid van Heerlen Centrum als verblijfsgebied voor al zijn bezoekers aanzienlijk vergroten. Er is behoefte aan diversiteit en identiteit: pleintjes met horeca en terrassen voor de noodzakelijke dynamiek en levendigheid maar ook rustplekken of pleisterplaatsen’, lezen we in het dit jaar aangenomen bestemmingsplan City Plan Heerlen. Invulling wordt gevonden in onder meer een betere groene verbinding tussen het plein ’t Loon in het zuiden van het centrum en het Glaspaleis en Coriocenter in het hart van het centrum. Het Burgemeester Grunsvenplein, ook vlakbij het theater, moet een ‘central park’ worden. ‘Het is een sprekend voorbeeld van hoe in een krimpgebied, met veranderend koop- en woongedrag, omgegaan wordt nieuwe invulling van gebouwen en openbare ruimte. Een project van nationaal belang’, beschrijft IBA Parkstad het project.

Aansluiting bij identiteit

Zonder kritiek zijn de positionering en ruimtelijke plannen van de stad niet. Belangrijk besef hierbij is dat positionering en identiteit geen synoniemen zijn. Het eerste is hoe de stad (en dan in het bijzonder beleidsmakers) de stad graag zien, het tweede hoe de stad daadwerkelijk is volgens haar bewoners.

Past het nieuwe Heerlen wel bij haar inwoners? Katherine van Hoose en Marco Bontje van de Universiteit van Amsterdam en Myrte Hoekstra van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum concluderen in het onderzoek Marketing the unmarketable: Place branding in a postindustrial medium-sized town dat de ‘urban’ branding goed werkt voor de culturele opbloei van de stad. Het beeld dat beleidsmakers van de stad neerzetten, onder andere met de bouw van het Maankwartier, sluit echter niet goed aan bij hoe Heerlenaren hun stad zien en ervaren.

‘Het ‘negatief verleden’ moet meer erkend en betrokken worden’

Dat komt vooral door de ‘ambivalente rol van het industriële erfgoed’ in de plannen. Voor echt succes moet het ‘negatief verleden’ meer erkend en betrokken worden, schrijven Van Hoose, Bontje en Hoekstra. Volgens de onderzoekers richt de gemeente zich te veel op het Romeinse verleden, en te  weinig op het recentere mijnverleden. Het valt niet goed bij alle inwoners, blijkt uit interviews die de onderzoekers hielden. Voor hen roepen urban-beschrijvingen als ‘rauw’ en ‘onaf’ geen beste associaties op. Eerder doet het ze denken aan de slechte reputatie die Heerlen kreeg na de sluiting van de mijnen. ‘De branding weerspiegelt de ervaringen van inwoners niet’, is de conclusie van de onderzoekers.

Heerlen is er dan ook nog niet. De stad moet uitkijken om niet te veel het spoor van Richard Florida te volgen, ervoor waken om met haar plannen niet te veel in te spelen op het aanspreken van de creatieve klasse, die goed aanslaat op de urban-profilering. Van Hoose, Bontje en Hoekstra raden dus aan: maak ook juist gebruik maken van het beeld dat de Heerlenaren zelf van hun stad hebben.