Dat doorvragen was ook vast niet de bedoeling. Zo biedt BZK de CEO van Vesteda alle ruimte om ervoor te pleiten dat gemeenten compensatie moeten bieden voor de hoge grondprijs, om zo de aanvangshuur en jaarlijkse indexatie te kunnen beperken.
Zouden corporaties ook zo’n podium krijgen op deze nieuwssite van BZK, waarop ze vrijelijk mogen pleiten voor een bijdrage van de Rijksoverheid, enkel door het schrappen van de verhuurderheffing? Of DNB-president Knot, die net als vorig week zondag bij WNL verklaart dat de hypotheekrenteaftrek middenhuurders discrimineert, omdat de maandlasten voor iemand die een woning in de vrije sector huurt, aanzienlijk hoger liggen dan voor iemand die een identieke woning koopt? Ik had graag willen lezen wat de baas van woningverhuurder Vesteda daarover te zeggen heeft.
Nergens stelde de auteur van BZK de vraag of de belegger misschien ook wat water bij de wijn kan doen door het bijstellen van de rendementsreis. Tijdens een ‘rekensessie middenhuur’ in 2018, waarbij woningbeleggers in de regio Utrecht gemeenten lieten zien aan welke knoppen (gemeenten) kunnen draaien om middenhuurambities samen te laten komen met een voor beleggers acceptabel rendement, merkte een gemeenteambtenaar op dat het rendement in de spreadsheat van de beleggers was vastgepind op 6,5 procent. De woningbeleggers stelden zich welwillend op, door het vakje van de rendementseis in het rekenblad bij te stellen naar 6 procent.
Als gevolg hiervan steeg de grondprijs met 15.000 euro, wat tot enig geroezemoes leidde in de zaal. De onbedoelde boodschap: een institutionele belegger kan best een hoge grondprijs betalen, als het genoegen neemt met een iets lager, maar volgens mij nog steeds acceptabel rendement, zeker als je kijkt naar het doel van vastgoedbeleggingen: het bieden van compensatie voor inflatie met een kleine plus.
Natuurlijk, dit was drie jaar geleden. De grondprijzen knallen inmiddels door het plafond. Maar om daar alleen gemeenten voor verantwoordelijk te houden, gaat te ver. Die hoge grondprijs is een direct gevolg van té ruime financieringsmogelijkheden inclusief fiscale arrangementen zoals de hypotheekrenteaftrek, in combinatie met een té laag aanbod van woonruimte, waardoor de huizenprijzen exploderen. De grondprijs is een gevolg van de hoge huizenprijzen, niet andersom.
In het interview krijgt de Vesteda-baas alle ruimte om te prediken voor groei van de vrije huursector. Zijn goed recht. De gemiddelde huur van zijn circa 30.000 woningen bedraagt zo’n 1000 euro, vertelt hij. Onvermeld blijft dat het prijsniveau van elke nieuw op de markt vrijkomende huurwoning aanzienlijk hoger ligt. Iedereen weet dat middenhuur in de praktijk vaak helemaal geen middenhuur is, en de woonquote van mensen die een middenhuurwoning betrekken al snel te hoog is. In dit licht roept het signaal dat BZK met dit interview lijkt af te geven om de oplossing voor de volkshuisvesting te leggen in de handen van de markt, ook vragen op. Om verhuurders als Vesteda in het stuk weg te zetten als ‘brave huurbazen’, doet daar niets aan af.