Het was de afgelopen maanden veelvuldig in het nieuws: de bouwbranche heeft grote zorgen over oplopende kosten. Bouwprojecten lopen vertraging op of vallen stil, plannen worden gewijzigd. Met mogelijk grote negatieve effecten voor de woningbouwopgave.

Nu wijst Spelen & Bewegen op een mogelijk effect van de stijgende bouwkosten dat vooralsnog wat meer onder de radar bleef. De branchevereniging waarschuwt voor ‘bewegingsarmoede’. Door het tekort aan grondstoffen en vakkrachten komen de prijzen van het inrichten van speel- en sportplekken in de openbare ruimte onder druk te staan, waarschuwt de vereniging.

Structureel investeren in buitenruimte

Voor de aanleg van speeltoestellen is een veelheid aan materialen nodig. Denk aan staal, hout en kunststof. Door het onverwacht snelle wereldwijde herstel na de coronacrisis, is de vraag naar deze producten nu veel groter dan het aanbod. Daardoor zijn de prijzen van staal, hout en oliegerelateerde producten exponentieel gestegen. Dan het tekort aan vakmensen: de behoefte aan vakkrachten betreft het volledige spectrum van de inrichting van de openbare ruimte. Hout- en metaalmedewerkers, hoveniers, montage- en aanlegmedewerkers, ontwerpers, projectleiders, inspecteurs, ze zijn allemaal nodig voor het aanleggen van speelplaatsen. Daar komt bij dat de speelbranche bij het aantrekken van goed personeel moet concurreren met andere industrieën, waardoor de loonkosten oplopen.

‘Door tekorten aan grondstoffen en vakkrachten komen de prijzen voor het inrichten van speel- en sportplekken in de openbare ruimte onder druk te staan. Onze leden ontkomen er niet aan hun prijzen aan te passen’, zegt Michiel van Campen, voorzitter van de branchevereniging. ‘We merken echter in het werkveld dat de budgetten gebaseerd worden op oude prijzen. Dat geldt zowel voor nieuwe projecten als voor beheer en onderhoud. Op beheer en onderhoud van groen-, speel-, en sportvoorzieningen wordt nog altijd eerder bezuinigd, in plaats van extra geïnvesteerd. Daarmee komen de kwaliteit en de veiligheid onder druk te staan, wat grote gevolgen heeft voor het functioneren van de buitenruimte en hoe mensen de openbare ruimte beleven.’

‘Juist nu kunnen we ons geen stagnatie in de inrichting van de buitenruimte veroorloven. Corona heeft ons geleerd hoe belangrijk de buitenruimte is, voor kinderen, jongeren en volwassenen’, zegt Van Campen. ‘Het is cruciaal om de openbare ruimte structureel en duurzaam in te richten voor spelen en bewegen. En dus is het noodzakelijk dat gemeentes structureel blijven investeren in de buitenruimte. Anders ontkomen we niet aan een toename van bewegingsarmoede.’

Volgens Spelen & Bewegen kan de rem op speeltuinbouw het Nationaal Preventieakkoord frustreren. In dit akkoord beschrijven het Rijk en een veelheid aan maatschappelijke organisaties hoe ze Nederland gezonder willen maken. Het tegengaan van overgewicht en obesitas is er onderdeel van. Daarbij helpt bewegen, bijvoorbeeld door buiten te spelen.

Schaarste biedt juist kansen

Het klinkt zorgwekkend. Minder bouwmaterialen, minder speeltuinen, minder bewegen, meer obesitas? Maar volgens Johan Oost, oprichter van OBB Speelruimte Specialisten, valt het wel mee. We moeten we de bouwschaarste volgens hem juist als kans zien voor de realisatie van betere buitenspeelplekken en duurzaam circulair materiaalgebruik. ‘Natuurlijk heeft de branchevereniging een punt als het gaat over beschikbaarheid van geld voor speeltoestellen. Materialen worden duurder, levertijden langer en dit zal ook niet snel meer veranderen’, zegt hij. ‘Hoog tijd dus voor het omdenken, ook in de speelruimte. Het geeft veel kansen om nu echt te veranderen.’

Oost wijst erop dat buitenspelende kinderen slechts in 15 procent van de gevallen gebruikmaken van speeltoestellen. En Nederland heeft 20 tot 30 procent te veel speelplekken en -toestellen, zegt hij. Er is dus eerder een kwaliteitsslag nodig dan een kwantiteitsslag. En daarnaast heeft spelen met natuurlijke materialen als takken, bladeren en water en in een natuurlijke omgeving sterkere positieve gezondheidseffecten dan spelen in met de traditionele houten wipwap of het stalen klimrek, aldus de speelruimteadviseur. ‘Hiervoor heb je die materialen die duurder worden niet nodig. Levend plantmateriaal draagt bovendien bij aan biodiversiteit en klimaatadaptatie. Dus hup: een deel van je groenbudget naar spelen.’ Het biedt ook kansen voor circulariteit. Hij pleit niet alleen voor minder materialen gebruiken, maar ook voor het zo veel mogelijke hergebruiken. ‘We moeten creatief zijn met grondstoffen, en toekomstgericht toestellen ontwerpen die na afschrijven gemakkelijk anders hergebruikt kunnen worden.’

Verder ziet Oost een kans in de clustering van speelplekken. Uit onderzoek van OBB blijkt dat de meeste ouders en kinderen gerust tot 10 minuten lopen of fietsen voor een goede speelplek. Investeer dus enkel in kansrijke plekken, betoogt Oost. ‘Maak plekken maken die er echt toe doen, waar het gezellig is omdat er andere kinderen, jeugdigen, jongeren en (goot)ouders zijn. En lopen of fietsen naar die plekken is ook bewegen en spelen.’ Met het concentreren van speelplekken kan een gemeente volgens hem besparen op kosten voor vervanging en onderhoud, wat je dan weer in speelwaarde kan investeren.