Dit blijkt uit voorlopige cijfers die het CBS vandaag publiceerde. De vermogens zijn exclusief de eigen woning en de eventueel bijbehorende hypotheekschuld.

Binnen deze vermogens hadden bijna alle huishoudens op 1 januari 2020 financiële bezittingen, zoals spaargeld. Woningbezitters gingen er in die zes jaar met zo’n 7.000 euro op vooruit, naar gemiddeld 30.600 euro, waar dat voor huurders slechts een toename was van 1.200 euro, naar zo’n 4.000 euro. Enkele huishoudens met een huurwoning hadden naast de financiële bezittingen soms ook bedrijfsvermogen, maar verder bezit deze groep nauwelijks andere bezittingen. Dit in tegenstelling tot woningeigenaren, waarvan een derde vaak ook andere bezittingen had, zoals overig onroerend goed en bedrijfsvermogen. 

Ruim een vijfde van de huurders op 1 januari vorig jaar had een studieschuld. Aanzienlijk meer dan een achtste van de woningbezitters. Een bekend probleem is dan ook dat de toename van studieschulden het krijgen van een hypotheek flink vermoeilijkt. Het bezit van overige schulden is wel redelijk gelijk: dit geldt voor een derde binnen beide groepen.

Woningbezit ouderen fors gestegen

Het CBS keek ook naar het eigenwoningbezit onder huishoudens. Van de in totaal 7,9 miljoen huishoudens had op 1 januari vorig jaar bijna zestig procent een eigen woning. Dit zijn voornamelijk de oudere huishoudens. Maar liefst 93 procent van de huishoudens tot 25 jaar woonde namelijk in een huurwoning. Op latere leeftijd neemt dit getal af, ongeveer een derde van de 35- tot 75-jarigen blijft in de huursector hangen. Ook is in vergelijking met 2011 te zien dat kostwinners tot aan 45 jaar nu relatief vaker in een huurhuis wonen.

Van de 75-plus-huishoudens woonde vorig jaar de helft in een huurwoning. Wel valt op dat steeds meer ouderen een koopwoning bezitten, dit is vanaf 2011 onder 55-pluggers flink toegenomen. Gepaard hiermee gaat de stijgende levensverwachting in Nederland, en het gegeven dat ouderen langer op zichzelf blijven wonen.