Tijdens de corona-lockdowns viel de stad stil. Geen heisa en drukte meer. Weg was de kakafonie van brommende motoren, toeters en claxons en bellen, zuchtende en scheldende fietsers, rammelende trams en puffende bussen. Er viel een rust over de straten, uitlaatgassen vervlogen, de stad rook weer fris.

Het was van tijdelijke aard. Nu het leven onder corona weer meer open is gegooid, is de drukte snel teruggekeerd. De forensen en dagjesmensen, de wandelaars, fietsers, automobilisten en ov-gebruikers hebben de stad herontdekt. Bestelbusjes rijden af en aan om de heropende restaurants en cafés te bevoorraden, vergezeld door flitsbezorgers, Picnic-karretjes en elektrische bezorgbakfietsen.

Als we de balans opmaken, blijkt dat beide beschreven situaties suboptimaal zijn. Een stad moet altijd in beweging blijven. Stagnatie is haar dood, beweging haar bestaansrecht. Ze bestaat uit onroerend goed, maar haar inwoners moeten altijd roerend zijn. Innovatie, ontwikkeling, nieuwe dingen ontdekken, werken, leven. Het kan niet zonder van A naar B reizen om je medestedelingen te ontmoeten. Tegelijkertijd moeten we ook niet zo hard hollen dat we met z’n allen vastlopen. Vastlopen in files, in vieze lucht en muffe geuren, het is vastlopen in je vooruitgang.

'Stagnatie is haar dood, beweging haar bestaansrecht'

Aan de beleidsmakers is nú de schone taak om te zorgen dat de stad nimmer immobiel wordt, zonder dat ze vastloopt in haar eigen drang tot beweging. Een gemakkelijke opgave is het niet, steden worstelen er al decennia - zo niet eeuwen - mee. Gelukkig zijn er internationaal een hoop lessen te leren. Wereldwijd gebeuren heel interessante dingen op het vlak van mobiliteit.

Mobiliteitstechnologie gaat met sprongen vooruit. Vervoer wordt elektrischer en schoner, en bovendien steeds autonomer. Deelauto’s die stroom aan het net terug kunnen leveren zijn geen sciencefiction meer. Met MaaS-apps zijn alle modaliteiten aan elkaar gekoppeld. Elektrische fietsen gaan steeds harder, een fietsfabrikant lobbyt voor het toestaan van een fiets die 60 kilometer per uur kan. Daarnaast bestaan er slimme parkeeroplossingen voor een beter gebruik van de ruimte.

Ook op beleidsvlak zit men niet stil. Wereldwijd proberen steden om de overheersing van auto’s terug te dringen, met verschillende ingrepen. Parijs heeft spraakmakende 15-minutenstadsambities, gretig overgenomen door Nederlandse steden. Zo wil Utrecht meerkernig zijn, alles moet in tien minuten bereikbaar worden. Ook inspirerend zijn de Superblocks in Barcelona, waarmee de stad het autoverkeer reguleert en fijnere straten voor alle weggebruikers creëert. En in Curitiba in Brazilië vind je supersnelle bussen. Ongehinderd door ander verkeer rijden ze door de stad waarbij in- en uitstappen zeer soepel gaat door de verhoogde busplatforms. Het klinkt simpel, maar doet wonderen: 85 procent van Curitiba’s inwoners maakt gebruik van het ov-systeem.

‘Een geavanceerde stad is niet een stad waar zelfs de armen auto rijden, maar waar zelfs de rijken het openbaar vervoer gebruiken’, zegt Enrique Penalosa, burgemeester van fietsstad Bogota. Daar kun je van alles van vinden, maar visie is het wel. Mobiliteit is keuzes maken.

Vraag je dus af: wat vind ik er van? Wat zou ik in mijn gemeente willen zien? Wat is eigenlijk mijn visie? Nu de gemeenteraadsverkiezingen er in maart 2022 aan komen en we uit de ergste coronagolven zijn, is het voor nieuwe en zittende raadsleden en wethouders het moment om te leren van wereldwijde ontwikkelingen. Analyseer ze, zet ze op een rijtje, wik en weeg. Overstijg het pragmatische en durf te dromen, zodat we de komende vier jaar de basis kunnen leggen voor een stad die nooit meer tot stilstand komt.