De provincie Utrecht heeft een flinke woningbouwopgave. Tot 2030 gaat de provincie uit van een bouwopgave van om en nabij 70 duizend woningen. Die woningen komen in grote aantallen in de Utrechtse grote steden, zoals de gelijknamige provinciehoofdstad en Amersfoort. Maar ook in kleinere gemeenten is de bouwopgave groot.

Daarbij moet meer aandacht zijn voor ‘binnendorps verdichten’, stelt de Provinciale Commissie Leefomgeving (PCL). Volgens de commissie wordt er te vaak van uit gegaan dat er in dorpen nog genoeg ruimte is voor uitbreiding.

‘In een dichtbevolkte provincie als Utrecht is dit een misvatting: inbreiding in kleinere dorpskernen is wenselijk en noodzakelijk om aan de enorme behoefte aan woningen te voldoen’, schrijft de commissie in een persbericht. ‘Door binnendorps te verdichten wordt niet alleen in de woningbouwbehoefte voorzien, maar is er ook sprake van ruimtebesparing. Bovendien draagt het bij aan levendigheid, de nabijheid van voorzieningen en efficiënt gebruik van infrastructuur binnen dorpen.’

In een inspiratiedocument presenteren en analyseren onderzoekers van de PCL negen verschillende voorbeelden van binnendorps verdichten. Hierbij is gekeken naar de bijdrage van de projecten aan uitbreiding van de woningvoorraad en doorstroming op de woningmarkt, de duurzaamheid van de woningen, het sociale karakter van het project en de kwaliteit van de openbare ruimte.

Uit het onderzoek blijkt dat het perfecte voorbeeld van binnendorps verdichten nog niet bestaat, maar dat er zeker projecten zijn die inspiratie kunnen bieden. Er gaan veel dingen goed, maar er zijn ook zeker aspecten die nog beter kunnen, stellen de onderzoekers.

Een aandachtspunt volgens PCL is onder meer het realiseren van voldoende groen en water en tegelijkertijd het waarborgen van de betaalbaarheid van woningen. De onderzochte voorbeelden laten zien dat bij projecten waarbij klimaatadaptatie voldoende aandacht krijgt de gerealiseerde woningen vaak relatief duur zijn. Dat bleek bijvoorbeeld bij het project De Schatkamer in De Meern, waar geen huur of sociale huur aanwezig is.

Verder blijkt het realiseren van groen blijkt vaak als eerst het onderspit te delven wanneer er andere, vaak financiële of ruimtelijke belangen spelen. Dit gebeurde bij het project Oostflank in Wijchen, waar financiële krapte ervoor zorgde dat ‘zachtere eisen’, zoals klimaatbestendigheid, in mindere mate een onderdeel zijn van het project. Bij het project Poortdijk in IJsselstein had de openbare ruimte ook beter gekund, aldus de onderzoekers. ‘De openbare ruimte nodigt niet uit tot het ontmoeten van bijvoorbeeld buurtbewoners of passanten’, concluderen zij. En bij het project Lentehof in Lopik is de hoeveelheid openbaar groen zeer beperkt, vinden de onderzoekers. Bovendien wordt veel van de beschikbare openbare ruimte ingenomen door parkeerplekken.

Voor de toekomstbestendigheid en leefbaarheid van woningbouwprojecten is het wel belangrijk dat er genoeg groen wordt gerealiseerd, concludeert de PCL. Dit is volgens de onderzoekers minstens zo belangrijk bij woningen in het goedkopere segment of bij sociale huur, om de gevolgen van extreme weersomstandigheden ook daar te kunnen opvangen en ongelijkheid als gevolg van een veranderend klimaat te voorkomen.

Een ander belangrijk punt bij binnendorpse verdichting is volgens de PCL de aansluiting bij de ‘dorpse identiteit’, die vaak sterk aanwezig is en wordt gewaardeerd in kleinere gemeenschappen. Meer dan bij binnenstedelijke verdichting kan een woningbouwproject in een relatief klein dorp veel invloed hebben op de plaatselijke identiteit.

Het aansluiten bij de identiteit heeft ten eerste een ruimtelijk aspect. Zo moeten projecten volgens de commissie goed in de dorpse omgeving passen, door een beperkte hoogte of een goede aansluiting met de openbare ruimte. Ook is er een sociaal aspect. Projecten dienen sociale cohesie te bevorderen door gemeenschappelijke ruimtes, een gedeelde tuin of voorzieningen aan te bieden, aldus de PCL.