Hans Bouwman

‘Het is alsof wij niet belangrijk zijn’: Gemeenten lopen flink achter met vergroten toegankelijkheid

Stein is de ‘Meest Toegankelijke Gemeente van Nederland’. Met de prijs wil de VNG meer aandacht vragen voor toegankelijkheid. Dat is hard nodig, want in veel Nederlandse gemeenten is de toegankelijkheid beneden peil. Een deel zet amper stappen met de implementatie van het VN Verdrag Handicap.

Afgelopen donderdag werd bekend welke gemeente zichzelf de ‘meest toegankelijke van Nederland mag noemen’. Stein versloeg mede-finalisten Zwolle, Hardenberg, Harderwijk en Oude IJsselstreek. De gemeenten waren aangedragen door stemmers. Een vakjury riep Stein uit tot definitieve winnaar. De Limburgse gemeente springt er volgens de jury uit met haar sociale inclusie-agenda. Daarin is het toegankelijkheidsbeleid helder en duidelijk opgeschreven. Ook niet onbelangrijk: de gemeente vertaalt haar woorden naar daden. Zo wordt gewerkt aan de fysieke, sociale en informatieve toegankelijkheid van scholen en deelbaar vervoer.

Hub Janssen, wethouder sociaal domein in Stein: ‘Ik ben ontzettend blij met deze waardering, hier staat een trotse wethouder van de gemeente Stein. Deze opsteker nemen we mee naar de toekomst, het is een bevestiging dat we op de goede weg zijn. Maar uiteraard hebben we ook nog veel te doen: we blijven doorgaan met het uitvoeren van de lokale inclusie-agenda. Belangrijke projecten zijn nu het verbeteren van de toegankelijkheid van de infrastructuur, de monumentale gebouwen en onze gemeentewebsite.’

Geen prioriteit bij deel gemeenten

De VNG-prijs voor de meest toegankelijke gemeente is vooral bedoeld voor bewustwording over toegankelijkheid. Daar valt namelijk nog een wereld te winnen. In 2006 stelden de VN het Verdrag Handicap op. In 2016 werd dit door Nederland geratificeerd. Het doel van het verdrag is om drempels voor personen met een beperking zo veel mogelijk weg te nemen, zodat zij volledig kunnen deelnemen aan de samenleving. Het gaat hierbij om zowel fysieke als mentale beperkingen.

Vijf jaar na dato is nog flink werk aan de winkel. Een deel van de gemeenten is goed bezig met het verdrag, een deel wil wel maar loopt daarbij tegen obstakels aan, en een deel is eigenlijk nog niet begonnen, blijkt uit onderzoekdoor de VNG en Movisie. In deze gemeenten wordt om allerlei redenen geen prioriteit aan de implementatie gegeven. Ongeveer een vijfde van de gemeenten is anno 2021 nog niet verder dan de verkennings- of de onderzoeksfase.

Ontoegankelijkheid uit zich op veel verschillende manieren. Noortje van Lith is student bestuursrecht en rolstoelgebruiker. Zij strijdt nu een aantal jaren voor de rechten van mensen met een handicap, onder andere met een brief aan Mark Rutte en op Twitter. Over haar ervaringen in woonplaats Roosendaal zegt ze: ‘Het is gewoon niet zo fijn om de stad in te gaan, zeker op drukke dagen. Ik kan lastig winkels in, of ik moet omrijden door te hoge stoepranden.’ In andere steden heeft Van Lith vergelijkbare ervaringen. Naast fysieke uitsluiting krijgt ze ook te maken met sociale: mensen praten over haar heen, betrekken haar niet in gesprekken. Op school behandelden haar medestudenten haar niet als volwaardig onderdeel van de groep.

Van Liths ervaringen zijn niet uniek. Uitsluiting van mensen met een fysieke beperking van (onder meer) publieke plekken is aan de orde van de dag, blijkt uit het begin dit jaar verschenen SCP-onderzoek Lang niet toegankelijk. De bevindingen in het ruim 180 pagina’s tellende onderzoek zijn niet mals: ondanks de grote aandacht die zowel de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als het VN-verdrag Handicap genereerden voor participatie, nam de mate waarin mensen met een lichamelijke beperking in de samenleving deelnemen de afgelopen jaren niet toe. Het aandeel mensen met een lichamelijke beperking dat kan leven zoals zij willen, nam zelfs af.

Daarmee is deelname aan de maatschappij voor miljoenen mensen geen standaardgegeven. Eén op de vijf Nederlanders leeft namelijk met een handicap. Deze mensen ervaren verschillende vormen van uitsluiting. Zo zijn hoge en met terrassen en reclamezuilen volgebouwde stoepen een barrière voor mensen met een mobiliteitsbeperking, zijn straten met weinig contrasten lastig navigeerbaar voor mensen met een visuele beperking, en zorgt een groot gebrek aan (goed toegankelijke) openbare toiletten ervoor dat mensen met maag- en darmklachten soms de deur niet meer uit durven, uit angst voor ongelukjes.

Ook in gemeenten die wel expliciet werken aan het vergroten van de toegankelijkheid is nog ruimte voor verbetering. Neem Utrecht: de vierde grootste stad van Nederland werkt sinds 2007 aan haar toegankelijkheid, eerst met de zogenaamde Agenda 2022 en nu met het VN-verdrag. Ook in Utrecht ervaren mensen met een fysieke beperking echter nog steeds fysieke en sociale exclusie, bleek uit walk-along-interviews door het centrum van de stad met ervaringsdeskundigen.

Een belangrijk besef hierbij: ‘beperking’ is geen natuurwet. ‘Als mensen met een lichamelijke beperking beperkt zijn in hun mogelijkheden, komt dit niet in de eerste plaats door hun beperking, maar vooral doordat de samenleving hindernissen opwerpt die hen uitsluiten’, lezen we in het SCP-rapport. Dit is in lijn met ander wetenschappelijk onderzoek naar toegankelijkheid, waarin ‘beperking’ steevast wordt beschreven als een sociaal en ruimtelijk construct. Die maakbaarheid legt een verantwoordelijkheid bij de maatschappij en overheden.

Bron: VNG, Movisie

‘Ga het gewoon doen’

Dat een deel van de gemeenten achterloopt bij het vergroten van de toegankelijkheid, is deels een kwestie van kunnen, deels van willen, duidt Marianne Vorthoren, projectleider ‘Iedereen doet mee!' bij de VNG. Gebrek aan middelen en capaciteit staat daadkrachtig toegankelijkheidsbeleid in de weg. Verder geven gemeenten aan moeite te hebben met het betrekken van ervaringsdeskundigen. En gemeenten geven aan dat ze het moeilijk vinden om integraal beleid te voeren op toegankelijkheid. Het VN-verdrag Handicap is breed van opzet. Het doel is dat mensen met een beperking op fysiek, sociaal, cultureel en economisch vlak goed mee kunnen draaien, met toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, informatie en communicatie. Bij veel gemeenten gaan dus verschillende afdelingen over dit onderwerp.

Toegankelijkheid heb je dan ook niet één twee drie gerealiseerd, stellen Vermeij en Hamelink in het SCP-onderzoek. ‘Hoe waardevol elk stapje in de goede richting ook is, het validisme dat ook in de Nederlandse samenleving geworteld is, kent geen makkelijke oplossingen en raakt daarmee aan verschillende beleidsterreinen en aan het denken en doen van Nederlanders in de samenleving.’

‘Dit is een emancipatie-beweging, en dat kost tijd’, aldus Vorthoren. Tegelijkertijd is de nood hoog. Niks doen is volgens Van Lith absoluut geen optie. ‘De prijs is een goed initiatief, maar eigenlijk zou dit al lang geregeld moeten zijn. Het is bijna 2022, en nog steeds zijn heel veel plekken niet goed toegankelijk voor heel veel mensen. Het is alsof wij niet belangrijk zijn. Het Rijk moet hier echt bovenop zitten.’

‘Ga het gewoon doen’, zegt ook Vorthoren. Een paar kartrekkers in de gemeente kunnen andere ambtenaren, bestuurders en betrokken organisaties motiveren en meekrijgen. Zij kunnen voor bewustwording zorgen, want voor een succesvolle aanpak is het van belang dat zo veel mogelijk mensen weten dat toegankelijkheid voor veel Nederlanders niet vanzelfsprekend is.

Het Rijk kan hierbij zeker een rol spelen. De landelijke overheid moet het goede voorbeeld geven, aldus Van Lith en Vorthoren. Verder kan het Rijk gemeenten ondersteunen met financiële middelen en het organiseren van kennisdeling, zodat niet elke gemeente zelf het wiel uit hoeft te vinden.

Dit bericht delen via:

Gerelateerde artikelen