Er was eens een stad. Eeuwenlang was zij een dichtbebouwd, bruisend en vaak groeiend regionaal centrum, waar alles en iedereen samenkwam. Er werd geproduceerd, bestuurd en gehandeld, in de herbergen werd gedronken. Met de bevolkingsgroei en de opkomende industrie groeide gaandeweg ook de viezigheid en de ongezondheid. De schaal daarvan werd zo massaal, dat mensen dat steeds minder zelf konden oplossen. Er was samenwerking nodig, innovatie, instituten en systemen.

Groeiende tuinsteden

Toen kwamen de ingenieurs, de planologen en de auto’s. Met hen kwamen de waterleidingen, de riolen, de sporen en de wegen. En de snelheden, waarmee nieuwe tuinsteden mogelijk werden. Ruime buitenwijken in het groen kwamen er, met ruimte voor een snel groeiend aantal auto’s. Later werden dat groeikernen, op flinke afstand van de oude stad. Weer later Vinexwijken, alweer wat dichterbij, maar gebaseerd op vrijwel dezelfde ideeën.

Die tuinsteden, groeikernen en Vinexwijken waren te monofunctioneel en te dun bebouwd om als echte steden te voelen, maar dorpen waren het ook niet. Het was een nieuwe, in den beginne nog optimistische suburbane verschijningsvorm, waarvan Jane Jacobs rond 1960 voorspelde dat de goedkopere delen in verval zouden raken. Maar suburbia groeide hard door, de middenklasse trok er massaal heen, aangetrokken door groen, ruimte voor hun kinderen en auto’s. The Dutch-American dream, met langs de highways eigen stadsachtige centra, door Joel Garreau ‘Edge cities’ genoemd, met autoparkeernormen die determinerend werden voor ontwikkeling.

De centrale oude steden bleven achter met paupers, studenten en kunstenaars, met in enkele buurten restanten van de vermogender klassen. Het werd er onveilig, het aantal inwoners daalde hard. Veel bestuurders en deskundigen zagen maar één oplossing: slopen en moderniseren, met gescheiden functies, meer groen en autoparkeerplaatsen, zoals de nieuwe buitenwijken. Dit toekomstbeeld doodde veel energie van mensen om nog wat van hun oude huis of buurt te maken en bespoedigde het verval, als selffulfilling prophecy.

De binnenstad revisited

Toen kwam op miraculeuze wijze de ommekeer. Met de export van fabrieken naar Azië paste de nieuwe kenniseconomie de oude stad goed. Riool, waterleiding en biotechnologie hadden de hygiëneproblemen bovendien al lang opgelost, waardoor die dichte bebouwing veranderde van probleem in magneet. De slopershamers werden door een groeiende schare stadmakers de stad uitgedreven. Oude steden maakten een leuker leven mogelijk, met alles om de hoek, zonder files. Want ondertussen bleken die groeikernen in de realiteit minder paradijslijk dan in de idealen, en dat kwam niet alleen door files. Slaapsteden werden ze genoemd, groene weduwen zaten er in hun zitkuilen op maandagochtend aan hun eenzame sherry. Ze telden hun materiële zegeningen, maar de verlangens naar die oude stad verdwenen niet.

De kracht van de centrale steden werd versterkt door hun rijke historie, die de door de moderniteit verweesde mens wortels bood, als deelgenoot van een eeuwenlang verhaal. De kunstenaars, excentriekelingen en toonaangevende journalisten die in de wederopstanding voorop gingen, voorzagen binnensteden ook nog eens van een hip imago. Ze raakten gaandeweg herbevolkt door delen van de middenklasse, als bewoner of als bezoeker, zich Andy Warhol wanend, met zonnebril op aan de IPA in de hipsterkroeg. Of met prosecco in de wine bar, afhankelijk van de subcultuur waar je je deel van waande. Wie dronk in een opkomende wijk, voelde zichzelf ook opkomend.

Op steeds meer plekken werden binnensteden verdicht en uitgebreid. De Amsterdamse structuurvisie 2040 noemde dat in 2011 de ‘uitrol van het centrummilieu’. Het hoogstedelijke milieu zou naar buiten vloeien, steeds meer ruimte biedend aan de instroom van nieuwe mensen en de nieuwe economie. En aan het groeiende legioen stedentrippers. Miljarden werden er geïnvesteerd, in cultuuriconen, in de openbare ruimte, in metro en hogesnelheidsspoorlijnen die hippe grote binnensteden met elkaar verbonden. De aanzwellende stroom succesvollen, de mensen met financiële of culturele bagage, maakte binnensteden steeds duurder. En langzaam ook saaier, als culturele eenheidsworst, met steeds minder economische luwtezones en steeds meer havermelk van de Marqt.

Achtergebleven buitenwijken

De binnensteden waren ruimschoots gered, maar ondertussen was zich in de buitenwijken een ander soort mensen gaan ophopen. De voorspelling van Jane Jacobs kwam uit: het verval van steeds meer delen van suburbia was ingetreden. Uit binnensteden verjaagde slopershamers vonden er nieuw werk, zoals in de Bijlmer. Want tot schrik van velen waren ook de criminelen van de centrale steden naar de buitenwijken getrokken. ‘Urban’ werd hip, ‘banlieue’ werd sip, bijna synoniem aan problemen. Ondanks het vele groen en de ruime autoparkeergelegenheid hadden mensen veel minder geld over voor een woning of kantoor in suburbia dan in de oude stad. Hogesnelheidstreinen en luchthavenshuttles scheerden erlangs maar stopten er niet, op weg naar het Centrale Station waar de klaterende proseccowijken waren. In de buitenwijken werd goedkoop bier en koffie geschonken, en steeds vaker de chai van immigranten.

De slopershamers raakten wat uit de gratie en gingen minder grootschalig te werk. Suburbia was te omvangrijk geworden voor sloop als geloofwaardige oplossing. Er kwamen krachtwijk-, ontwikkelwijk- of bloemkoolwijkaanpakken om het tij te keren. Maar het ging te krachteloos, de opeenhoping van kleine beurzen en kansenarmoede nam toe, het ressentiment onder bewoners eveneens. ‘Deplorables’, noemde Hillary Clinton ze in 2016, waarna haar verkiezingsnederlaag was bezegeld.

Het Middenland

Weinigen beseffen hoe snel het is gegaan: in slechts enkele decennia draaide het statusverschil tussen centrale steden en buitenwijken vrijwel helemaal om. Dit besef is belangrijk bij het begrip van bewoners van al die buitenwijken die tot nu toe een anonieme status quo behielden. Dat zijn de wijken van het ‘Middenland’, aldus electoraal geograaf Josse de Voogd, en inmiddels zo omvangrijk dat ze politiek het verschil kunnen maken. De bevolking van al die Purmerends, Dukenburgs of Spijkenisses ontwikkelde een ingewikkelde houding tegenover de oude stad en zichzelf.

De ordelijke vorm suggereert een vaste toestand, maar suburbia is geen gegarandeerd veilige haven gebleken. Bewoners zien hun type wijk steeds vaker aan de verliezende kant van de geschiedenis terechtkomen. Mede door de vergrijzing nam de bevolkingsdichtheid er af, het draagvlak voor voorzieningen vaak ook. Men is bang dat steeds meer mensen met geld wegtrekken, naar de oude stad of naar nieuwe buitenwijken, degenen zonder keuzemogelijkheid achterlatend. Hoe zou het onze Middenlandbuurt vergaan, de komende jaren? Het succes van die chaotische centrale stad roept een mix van bewondering en aversie op. Middenlandbewoners hinken op twee gedachten: meer verdichting en menging in hun wijk, zoals daarginds, maar wel met behoud van gratis autoparkeerplaatsen. Een minder eenzijdige woningvoorraad, maar wel bouwen voor de eigen buurtbewoners. Meedoen, verbonden worden, werkgelegenheid aantrekken, maar niet met de proseccodrinkers erbij. Het zijn aarzelende, ambivalente wensen die geen ideaal recept kennen.

De emancipatie van suburbia

Aarzelingen of niet, anno 2021 maakt de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 een sprong vooruit en lanceert ‘meerkernige ontwikkeling’ onomwonden als uitgangspunt voor de toekomst. De uitrol van het centrummilieu kabbelt ook nog wel even voort, maar voor grote stappen zijn vanaf nu de buitenwijken (en de kernen in de regio) aan de beurt. Utrecht kiest daar ook voor.

Daarmee zet Amsterdam de juiste stap, maar Parijs maakt, opgejaagd door veel in zorgwekkende sociale staat verkerende banlieues, een veel grotere vlucht vooruit. Men levert boter bij de vis met de verbijsterende ‘Grand Paris Express’, een gigantische uitbreiding van de Parijse metro. De nadruk ligt er niet langer op verbindingen met het centrum, maar tussen de banlieues. Meer dan 200 kilometer (!) nieuw metrospoor krijgen de buitenwijken er de komende jaren bij, waaronder de grootste ringmetrolijn ter wereld. Een investering van tientallen miljarden euro’s. Gecombineerd met stedelijke verdichting rondom veel stations natuurlijk, voor nabijheid, nieuwe bewoners, nieuwe banen en nieuwe ontmoetingen, want in nevelwijken zijn die lijnen niet rendabel. In de banlieue is bovendien de bouwruimte die er binnen de Periphérique nauwelijks meer is.

Grand Paris Express vormt de broodnodige emancipatie van de banlieue in optima forma. In andere steden zijn dergelijke tendensen ook zichtbaar. Ongetwijfeld worden sommigen ook boos: minder autoparkeren, verlies van uitzicht, drukker. Elke keuze schuurt, maar de package deal zal positief zijn. De centrale steden laten zien dat dichtheid veel waard is. Het belangrijkste is misschien nog wel dat mensen uit St. Denis of Clichy-sous-Bois zich straks geen eenzijdig ontsloten aanhangsels van Parijs meer voelen, maar volwaardig onderdeel van een verdicht stedelijk netwerk. Er wordt in ze geïnvesteerd, niet alleen met sociale programma’s, maar met verbinding en verdichting.

Nationale Omgevingsvisie

Ook de banlieue van Nederland verdient zo’n agenda. In gemeentelijke omgevingsvisies, en vooral vanuit Den Haag. Een nieuw kabinet en een aangescherpte nationale omgevingsvisie moeten verdichting en een meervoudige ontsluiting van het Middenland centraal stellen. Ooit stonden buitenwijken model voor de reconstructieplannen van binnensteden, nu staan binnensteden model voor de verdichting en emancipatie van buitenwijken. Omdat daar de meeste ontwikkelruimte is, en voor de broodnodige balans in onze samenleving. Het is de bijdrage die de ruimtelijke ordening kan leveren aan het verminderen van de tweedeling en maatschappelijke polarisatie. Niet langer de mainports, de brainports of de corridors vergen investeringen, maar de suburbs. Het doel daarbij moet zijn dat ‘geboren te Nieuwegein’ op het geboortekaartje van hun kind voor Utrechters niet meer voelt als smet, vanwege dat ziekenhuis dat daar toevallig staat. Dat verhuizen van Amsterdam naar Almere niet langer voelt als nederlaag, maar als een daad van optimisme. Zo’n gevoelsverandering is een proces van lange adem, maar het verhaal van de stad gaat ook over lange tijd. De komende decennia beginnen nu. De taak van omgevingsvisies is dat ze het ruimtelijke verhaal geleiden en nieuwe richting geven. Als ze ervoor zorgen dat alle soorten mensen straks in alle wijken te vinden zijn, dan leeft de stad nog lang en gelukkig.