Het concept voor de E-OV-hub komt voort uit een gezamenlijk initiatief van de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag, het Rotterdamse Electrische Tram N.V. en de G4 gemeenten Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en Den Haag. De RET zou volgens het plan een energieaansluiting realiseren voor laadpalen van het busbedrijf van de gemeente en ook elektriciteit doorleveren aan derden. Het gaat hier met name over het gebruik van de resterende elektriciteitscapaciteit van het metronetwerk als laadcapaciteit (een tot negen MegaWatt) voor het laden van E-mobiliteit zoals EV parkeren en stads- en bouwlogistiek.

In opdracht van de gemeente Rotterdam, de RET en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag onderzocht Saskia Lavrijssen, hoogleraar Economic Regulation and Market Governance, samen met Law and Technology-student Lien Stolle wat de juridische voorwaarden zijn voor het realiseren van een E-OV-hub. Eerder werd in een studie van HTA-Rail de technische en economische haalbaarheid van de E-OV-hub vastgesteld, maar verdiepend juridisch onderzoek werd noodzakelijk geacht. In het rapport 'De juridische randvoorwaarden voor de creatie van een E-OV-hub' schetsen Lavrijssen en Stolle hoe de hub aan alle Europese en nationale eisen kan voldoen.

Oude fossiele regels

Het juridische vraagstuk is zeer ingewikkeld, aldus hoofdonderzoeker Lavrijssen. Behalve met de Europese en nationale energiewetgeving moet er ook rekening gehouden worden met het mededingingsrecht en een wirwar aan regionale en internationale regels voor de regulering van openbaar vervoer. 'Veel van die regels zijn geschreven voor de oude situatie, waarin elektriciteit met name werd geleverd door grootschalige fossiele elektriciteitscentrales op basis van de vraag van de gebruiker.'

In de analyse van het rapport staat dat, binnen het kader van de energiewetgeving, het electriciteitsnet van de E-OV-hub hoogstwaarschijnlijk een net zal vormen. De hub wordt geadviseerd om zich te kwalificeren als een Gesloten Distributie Systeem (GDS) en een ontheffing aan te vragen bij de Autoriteit Consument en Markt. Het net van de beoogde E-OV-hub lijkt te voldoen aan de benodigde criteria. Als GDS hoort de RET eigenlijk haar energie te leveren aan gelieerde bedrijven uit dezelfde bedrijfshoek of met dezelfde bedrijfsprocessen.

Onder andere de trams van de RET moeten tijdens het remmen elektriciteit opwekken en opslaan. Beeld: Rob Dammers.

Als gevolg van de ontheffing zal het mogelijk zijn het net zelf te beheren en hoeft de RET geen systeembeheerder aan te wijzen. Daarnaast zal een reeks van Europese en landelijke verplichtingen en taken, die gelden voor systeembeheerders van openbare netten, niet van toepassing zijn op de GDS-beheerder.

Weinig belemmeringen

Op grond van geldende Europese en nationale Spoorwetgeving lijkt er weinig tot geen belemmering te bestaan voor de ontwikkeling van de E-OV-hub. Het vervoersbedrijf RET hoeft voor het project hoogstens een gescheiden boekhouding en transparante kostprijsadministratie te voeren. In de concept Energiewet blijven echter wel onduidelijkheden met betrekking tot de vrije keuze voor een leverancier en de universele dienstverplichting.

Hoogleraar Saskia Lavrijssen ziet op juridisch vlak geen hordes voor het project van de gemeente Rotterdam en de RET. ‘Ik zie genoeg aanknopingspunten voor het ACM om akkoord te gaan met de aanvraag zoals die in het rapport wordt voorgesteld,’ zegt Lavrijssen. In het licht van de huidige energietransitie hoopt ze dat dit soort initiatieven een precedent scheppen en netcongestie in de grote steden tegengaan. Lavrijssen: ‘Dit project lijkt op andere praktijkvoorbeelden zoals bij ProRail of Schiphol, wat ook als GDS functioneert. Maar elke hub kent andere spelers en structuren, dus het is aan het ACM.’