Al wandelend door nieuwe wijken in Amsterdam valt het op: de ‘openbare’ ruimte is er niet zo openbaar. In de wijk Cruquius in het Oostelijk Havengebied is ruimte tussen de appartementenblokken privéterrein. Toetreden wordt volgens bordjes ‘gedoogd’. In de wijk Overhoeks in Amsterdam-Noord, gelegen aan het IJ en naast het EYE-instituut en gedomineerd door appartementenblokken, zijn binnentuinen omsloten door hekjes. ‘Privétuin, verboden voor onbevoegden’ staat er, met een grote rode cirkel. Je vindt er wel de hippe koffietent Public Space, wat ironisch gezien dan weer geen echte publieke ruimte is.
Navraag onder een handjevol inwoners van Overhoeks leert dat ze zich niet zo druk maken om het gesloten karakter van de tuinen. Handig tegen hangjongeren, ’s nachts geen overlast, klinkt het. Maar Ilse van Liempt, universitair hoofddocent sociale geografie aan de Universiteit Utrecht, is kritisch. ‘Ik wandelde laatst door het Cruquiusgebied en was verbaasd over hoe afgesloten het is’, zegt ze. ‘Een wandeling is wel mogelijk, maar gastvrij voelt het niet.’ Over Overhoeks zegt de onderzoeker: ‘Tussen de gebouwen zijn wel stukjes echte openbare ruimte, maar die zijn goed verstopt.’
Kunstenaar Boudewijn Rückert deelt vergelijkbare ervaringen. ‘Alleen het woord al, “gedoogd”. Je voelt je een indringer.’ Gevraagd naar waar dat gevoel precies vandaan komt, wijst Rückert op de bordjes, maar ook op de stedenbouwkundige opzet van het gebied en de bebouwing. Hij kwam vroeger graag in het gebied, op bezoek bij bevriende kunstenaars die ateliers hadden in de oude Sigma-verffabriek. ‘Het is vreselijk dure bouw. Vroeger was het een hartstikke leuk en inspirerend gebied, nu is het slechts een luxe woonwijk.’
Opvallend is dat Amsterdam zich bewust lijkt te zijn van potentieel schadelijke effecten van de privatisering van de openbare ruimte. In de Visie Openbare Ruimte 2025 lezen we: ‘Richting burgers en ondernemers zijn we heel helder over de grenzen aan, en de kosten voor, het gebruik van de openbare ruimte en treden daadkrachtig op bij signalen over privatisering of onveiligheid.’ Hoe het private karakter van Overhoeks en de Cruquiuswerf hier in passen, wordt niet helemaal duidelijk.
Privébinnentuin in Overhoeks. Beeld: Kasper Baggerman
Schoon en net
De kleine rondgang onder bewoners van Overhoeks leert dat zij zich weinig zorgen maken om het private karakter van ‘hun’ openbare ruimte. Dat is in lijn met bevindingen van Els Leclerq, stedenbouwkundige en onderzoeker bij de TU Delft. Leclerq promoveerde in 2018 op de privatisering van openbare ruimte, met onderzoek in het Britse Liverpool. Peiling onder bewoners van twee geprivatiseerde wijken leerde dat 92 procent van hen de ruimte ‘zeer goed’ of ‘goed’ vond, een aanmerkelijk betere score dan in wijken met echte openbare ruimte. De geprivatiseerde wijken scoorden vooral goed op de criteria ‘schoon’ en ‘veilig’. Ook opvallend: veel respondenten wisten niet dat zij zich in geprivatiseerde ruimte bevonden. ‘Private actoren kunnen kennelijk prima een stedelijke ruimte ontwikkelen en beheren die door haar gebruikers ervaren wordt als publieke ruimte’, schreef Leclerq erover in een artikel voor De Architect.
Toch is de wetenschap zeer kritisch op geprivatiseerde openbare ruimte, Leclerq incluis. Onder druk van verrommeling, verpaupering en financiële tekorten en geprikkeld door rendementsdenken, kiezen overheden er sinds de jaren ’70 en ’80 steeds meer voor om het beheer van ‘openbare ruimte’ in private handen te leggen. Het levert schone en geordende plekken op, wat de mensen die Leclerq in Liverpool sprak ook waardeerden. Maar dat schone en geordende heeft wel een prijs. Want voor wat hoort wat: een bedrijf dat kosten maakt voor het beheer van een plein of straat, krijgt daar controle voor terug. Het is een Faustiaanse deal, leert een veelheid aan stadsgeografische onderzoeken, want privatisering is een directe bedreiging voor het functioneren van de stad, en zelfs voor het functioneren van de democratie.
Uitsluiting
Dat zit vooral in de controle die de eigenaar van de ruimte kan uitoefenen. De openbare ruimte is bij uitstek de plek waar alle lagen van de samenleving vrij samen kunnen komen, waar mensen die elkaar normaliter nooit zien (vluchtig) contact hebben, en waar demonstraties plaatsvinden. Daarmee is de openbare ruimte een fundamenteel onderdeel van het functioneren van de democratie. Verder is de openbare ruimte essentieel voor het thuisgevoel dat mensen in een stad hebben, de sense of belonging. Zeker voor nieuwe stedelingen is de openbare ruimte vaak de eerste plek waar ze in aanraking komen met de lokale cultuur, de heersende normen en waarden, de sociale code. ‘De openbare ruimte is heel belangrijk voor je verhouding met de stad’, zegt Van Liempt.
Privéterrein op de Cruquiswerf. Beeld: Boudewijn Rückert
Privaat beheer kan die kwaliteiten van de openbare ruimte onmogelijk maken. Bij private ruimtes als een nachtclub of een winkelcentrum kan dat vrij expliciet, met beveiligers die mensen onder de buiten de beoogde doelgroep vallen wegsturen, of bijvoorbeeld met een verbod op ‘activistische kleding’. In de private buitenruimte zijn de middelen vaak subtieler. Het gaat om ontmoediging, legt Van Liempt uit. ‘Sommige private ruimtes worden ontworpen met het oog op één specifieke doelgroep. Groepen als dakloze mensen of jongeren worden geweerd, bijvoorbeeld door geen bankjes te plaatsen.’ Verder is de mate van surveillance in private ruimtes sterker dan in openbare. Camera’s controleren of er geen ‘gekke dingen’ gebeuren, waarmee de verblijfsfunctie van de ruimte voor mensen die buiten de status quo vallen verder onder druk komt te staan. En als laatste maakt puur het aanwezig zijn van bordjes die wijzen op privaat eigendom al dat mensen zich niet op hun gemak voelen in de ruimte, zoals Rückert aangeeft. Dat staat de sense of belonging in de weg.
Hoe verhouden deze negatieve aspecten van privatisering zich tot de waardering van private ruimtes van stedelingen zoals aangetoond door onderzoeker Leclerq? Opvallend in haar onderzoek is dat mensen die de private ruimte waarderen om haar net- en veiligheid, wel het gevoel hebben dat ‘publiek gedrag’ als flyeren, skateboarden of muziek maken er verboden is. ‘Ze vermoeden dat hun rechten hier worden ingeperkt’, schrijft Leclerq. ‘Hier hebben ze volledig gelijk in. Deze uitingen van publiek gedrag worden door de patrouillerende beveiligingsbeambten meteen in de kiem gesmoord.’ Daarmee is de private ruimte ook voor mensen die haar netheid waarderen, uiteindelijk niet de heilige graal.
Hoe je als stad met privatisering omgaat, en waar je waarde aan hecht – schoon, veilig, binnen de lijntjes, of vrijer, publieker en misschien wat rommeliger, is uiteindelijk een keuze. Van Liempt: ‘Uiteindelijk gaat het erom: wat voor stad wil je zijn, en voor wie?’
Of gebieden als Overhoeks en Cruquius de nieuwe norm zijn, is lastig te zeggen. ‘De trend van privatisering’ wordt veel genoemd in media en wetenschappelijke publicaties, maar harde cijfers en recent structureel onderzoek ontbreken. Britse of Amerikaanse praktijken hebben we waarschijnlijk nog niet. Daar waarschuwen geografen al enige jaren voor grootschalige verkoop van binnensteden aan private partijen, privatisering is er gemeengoed. The Guardian deed er in Londen uitgebreid onderzoek naar, en constateert: het gaat steeds harder met privatisering, het escaleert. Daarmee verdwijnt de ziel uit de stad, aldus de Britse krant.
Een gang langs de grote Nederlandse steden leert wel dat we ook hier zeker geprivatiseerde ruimte hebben. Belangrijk hierbij is het besef dat privatisering in verschillende vormen en gradaties bestaat. Van gated community, winkelcentra en hekken om binnentuinen, tot terrassen op de stoep en festivals in parken. Soms is het helemaal niet duidelijk wie de ruimte precies bezit en beheert, en moet je als gebruiker gissen.
Wat concrete Nederlandse voorbeelden ter illustratie: het stationsplein in Utrecht is voor een deel in erfpacht van vastgoedinvesteerder Klépierre, kleine pleintjes tussen kantoren op de Zuidas zijn in privaat beheer, net als de Koopgoot in Rotterdam. In Amstelveen waren er plannen voor de realisatie van een heuse gated community in het voormalig KPMG-gebouw. En tijdens de coronacrisis zagen we dat terrassen meer ruimte kregen. Ook dat is een vorm van privatisering, want waar je bij de stoep of een plein normaliter vrij kan gaan, staan en zitten waar je wilt, hangt daar op het terras een prijskaartje aan.