Overal ter wereld werken overheden aan de aanscherping van juridische kaders en wet- en regelgeving rondom digitale innovatie. De Europese Commissie werkt aan diverse wetsvoorstellen op het vlak van Artificial Intelligence (AI), grote technologische bedrijven, cyberveiligheid en datawerving als ook het gebruik ervan.
In 2019 lanceerde zij het Digital Services Act package voor het beter reguleren van de marktmacht van digitale platformen en het opleggen van extra verantwoordelijkheden voor onder andere het bestrijden van desinformatie. Een jaar geleden kwam daar de Data Governance Act bij om het delen van data te stimuleren.
In Nederland heeft de overheid de laatste jaren ook stappen gezet. Zo formuleerde kabinet Rutte III de Nederlandse Digitaliseringsstrategie 2018-2021, maar ook het Strategisch Actieplan AI en de beleidsbrief AI. Tegelijkertijd sprak Nederland af drie procent van haar BBP aan onderzoek en ontwikkeling te besteden, wat tot op heden nog geen enkel jaar gehaald is.
In het betoog van Dassen tijdens de APB noemt hij het advies van de Cyber Security Raad om 833 miljoen euro te investeren om cyberveiligheid op orde te brengen. ‘Worden deze signalen wel serieus genomen,’ volgt de vraag van de Volt-politicus. Hij oppert tot slot het aanstellen van een ‘broodnodige minister van Digitale Zaken’. Het is volgens Dassen aan de overheid om duidelijker richting te geven aan de impact van digitalisering op de samenleving.
Publieke waarden
Een nieuw rapport van het Rathenau Instituut, onder de titel De stand van digitaal Nederland, duidt de stand van zaken eveneens als onvoldoende. Zij stelt dat zelfregulering door ‘Big Tech’ niet het beoogde resultaat opleverde en dat digitale netwerken nauwelijks veiliger zijn geworden. Zo riep de MIVD in december 2020 haar werknemers op om telefoons of tablets niet mee te nemen naar vertrouwelijke vergaderingen.
Verder concludeert het rapport dat het in discussies over digitalisering te weinig gaat over publieke waarden en teveel over ‘technische beheersingskwesties’. Daar komt bij dat de toegevoegde waarde van innovaties als AI-systemen regelmatig wordt overschat. Het is nog te onduidelijk of dergelijke systemen foutloos kunnen voorspellen en dat vormt voor politieke afwegingen nog een risicofactor.
Het doel van het rapport is om het parlement en het aankomende kabinet te informeren over de huidige uitdagingen en politieke keuzes die om een antwoord vragen. In een opsomming van acht domeinen somt De stand van digitaal Nederland inzichten over de doelen en waarden van de digitale samenleving van morgen.
Er moet bijvoorbeeld een eerlijke data-economie tot stand komen en overheden moeten werken aan eigen digitale vaardigheden. Verder moet beter worden omgegaan met medische data en is digitale democratie in veel gevallen niet inclusief genoeg. De rest van de domeinen staan vermeld in het rapport op de site van het Rathenau Instituut.
Speerpunten digitaliseringsstrategie
Het rapport deelt ook drie speerpunten voor een nieuwe digitaliseringsstrategie. Het kabinet moet krachtige en toekomstbestendige kaders vaststellen om de regie te behouden en daarbij te zorgen dat digitale innovatie bijdraagt aan publieke kaders en grond- en mensenrechten. Dat vraagt volgens het rapport om wettelijke kaders, eisen en randvoorwaarden met bijbehorend sterk inzicht.
Overheidsbeleid dient daarnaast gevoed en gecontroleerd te worden door een kritisch parlementair debat. Die moet gaan over hoe publieke waarden worden gerealiseerd. Daarbij is het van belang dat het parlement zelf meer zicht krijgt op digitale systemen bij eigen overheid, opdat het nut en noodzaak van digitale innovaties ook in publieke sectoren periodiek getoetst kan worden.
Tenslotte dienen de wettelijke kaders en gevoerd beleid te leiden tot meer zeggenschap van burgers en deskundigen. De inzichten van beroepsgroepen als leraren, zorgpersoneel en politieagenten die dagelijks met digitalisering te maken hebben, kunnen beter worden benut.
Ruimte voor de rivier
‘Het rapport richt zich heel erg op het nu, op wat er mist gaat’, zegt programmamanager Jan-Willem Wesselink van Future City Foundation. Het heeft een opvallend negatieve focus, terwijl er tegelijkertijd ook genoeg kansen liggen volgens Wesselink. ‘Goed beleid krijg je alleen door zowel de bedreigingen als de kansen in kaart te brengen.’
In het rapport staat dat er te weinig met technologische toepassingen in het onderwijs gewerkt wordt, echter wordt niet expliciet geadviseerd om studenten te leren over de impact van innovatie en digitalisering. 'Er mag meer focus op wat er met innovatie mogelijk is, zoals haar rol in het oplossen van grote maatschappelijke problemen zoals de stikstofcrisis, de energietransitie en de woningmarkt. Kansen laten liggen is ook een bedreiging.'
Dat laatste mist volgens hem in De stand van digitaal Nederland. Wesselink duidt het rapport als helder, maar onvolledig. ‘Het rapport kent een hele goede conclusie waar ik mij in kan vinden, maar er mist ambitie. Als het Rathenau als doel heeft om de politiek te informeren over digitaal Nederland, geef de politici dan ook mee dat er ambitie mist om voorop te lopen. Waarom willen we als Nederland niet koploper zijn?’