De gemeenschappelijke deler van grote maatschappelijke opgaven zoals de woningnood en klimaatadaptatie is de ruimtelijke dimensie. In besluitvorming en uitvoering komt veel samen in steden en gemeenten. Steden die zichzelf profileren als ‘slimme stad’ werken met data als basis voor besluitvorming, maar niet iedere stad is op de hoogte van de het concept digital twin. Dit is een datagedreven digitale kopie van een stad, regio of zelfs een heel land. In deze virtuele realiteit kunnen stedenbouwers en beleidsmakers plannen testen door verschillende datalagen te koppelen.

In een digital twin kunnen zoveel digitale lagen worden toegevoegd als de gebruiker maar wil, zolang hij de data tot zijn beschikking heeft. Denk aan sensoren die data genereren over de luchtkwaliteit of geluidsoverlast, of aan camera’s die bezoekers tellen en bewegingspatronen in kaart brengen.

De software is dan ook uitermate geschikt voor overheden die de impact van ontwikkelingsscenario’s willen testen. Een mix van dynamische en actuele data kan zo tot nieuwe inzichten en duurzaam beleid leiden.

Kinderschoenen

In de praktijk staat dergelijke slimme stadsontwikkeling in Nederland echter nog in de kinderschoenen. Toepassingen zijn lokaal en incidenteel van aard. Actief gebruik van digital twins in Nederland gebeurt tot op heden in slechts een handjevol gemeenten. De meeste gemeenten hebben weliswaar grote hoeveelheden data in bezit, maar deze interpreteren en aan elkaar koppelen wordt een stuk minder gedaan.

De potentie is wel groot. Volgens een rapport van marktadviesbureau ABI Research kan de inzet van digital twins in Amerikaanse gebiedsontwikkeling tot 280 miljard dollar besparen in alleen al gebiedsontwikkeling. ‘Digital twins wordt het ultieme hulpmiddel voor gemeenten om hun infrastructuur zo efficiënt en kosteneffectief mogelijk te ontwerpen en beheren’, stelt het rapport. In Nederland bestaan dergelijke berekeningen niet.

Een startup uit Den Bosch, Argaleo, lanceerde voor de aanvang van de coronacrisis een digital twin met een dashboard met ruim 250 gekoppelde datasets. Een driedimensionale kopie van Nederland waarin Nederlandse open data door middel van heathmaps en gps-locaties inzichtelijk zijn.

Onder de eerste geïnteresseerden bevonden zich de gemeenten Den Bosch, Breda en Den Haag. Zij sloten zich samen met de Nationale Politie aan bij de werkgroep Crowd Safety Manager van de City Deal ‘Een slimme stad, zo doe je dat’ van het Rijk. Met de digital twin van Argaleo als instrument wordt gekeken naar de mogelijkheden om op locaties met hoge concentratie van mensen de drukte te meten.

‘Voor de gebruikers van Argaleo, vooral gemeenten, is er al snel meerwaarde door simpelweg al databronnen met elkaar te koppelen.’, zegt Jeroen Steenbakkers, eigenaar van Argaleo. Hij ziet zijn digital twin als een ‘slimme kijkdoos’. Elke eindgebruiker heeft eigen informatiebehoefte en heeft een andere mix van databronnen tot zijn beschikking. In overleg kijkt Steenbakkers welke data een gemeente of andere gebruiker wil integreren in het dashboard.

Over de grens in België wordt door Imec, de Belgische equivalent van TNO onderzoek gedaan naar het inschatten van innovaties die zich specialiseren in toepassingsdomeinen. Ook zij richten zich op de toegevoegde waarde van digital twins. Jan Adriaenssens, directeur van City of Things, de tak die zich richt op de digitale tool, ziet de digital twins vooral als ondersteuning van wat-als-scenario’s. Het stelt in staat om te experimenteren zonder daarvoor onnodig de leefomgeving te verstoren. ‘Je kan in de digital twin een straat afzetten en berekenen hoe je verkeer kan omleiden. Of je kijkt waar in je stad het eerst wateroverlast ontstaat bij extreme neerslag.’ Het is geen totaaloplossing, meent Adriaenssens, maar een goed hulpmiddel om de publieke ruimte op andere wijze te benaderen.

Inspelen op coronapandemie

Steenbakkers zag al snel hoe Argaleo en zijn digital twin-software van nut kon zijn tijdens de pandemie, toen in maart 2020 de eerste maatregelen ingrijpende beperkingen in het gebruik van de openbare ruimte betekenden. Hij ontwikkelde specifieke tools om de nieuwe capaciteit van de openbare ruimte te berekenen en knelpunten in de binnenstad te identificeren. En daar was vraag naar: in samenwerking met de gemeente Den Bosch ontstond het Crowd Management Dashboard dat de versoepelingen in goede banen hielp leiden.

Met het Living Lab Scheveningen maakt de gemeente Den Haag gebruik van datzelfde dashboard. Zij zijn begonnen met het ophalen van informatie via geluidsensoren, fietstelpunten en een proef met camera’s die voorbijgangers telt. Sensoren zetten hierbij visuele informatie om in privacy-proof data, waarbij individuele voorbijgangers als bewegende puntjes worden weergegeven. ‘Alles is AVG-proof, dat is leidend,’ zegt Tijn Kuypers, accountmanager Digital Innovation en Smart Cities bij Gemeente Den Haag. Volgens hem worden er bij het Living Lab Scheveningen aan de voorkant geen persoonsgegevens opgehaald. Op piekdrukte kan het dashboard kritieke locaties aanwijzen en kan de gemeente ingrijpen met alternatieve looproutes of reisadviezen. ‘Er worden ook ethiektafels georganiseerd waarbij burgers over het project mee mogen praten.’

Samenwerking tussen domeinen gemeenten

Al met al lijkt er in Nederland onder overheden nog veel potentie om de digital twin verder te omarmen. Bovendien hebben gemeenten tijdens de coronapandemie geleerd over de voordelen die data kunnen bieden.

Meer digital twins in Nederland realiseren kan deels met het stimuleren van proefprojecten zoals in de steden Den Bosch en Den Haag. Maar overheden moeten ook inzetten op standaarden, volgens Adriaeanssens van Imec. ‘Dan volgen marktpartijen vanzelf.’ Hij wijst daarnaast op het belang van samenwerken binnen gemeenten. ‘Alle zaken van luchtkwaliteit tot mobiliteit zijn met elkaar verbonden, er wordt nu nog veel binnen afgesloten domeinen gewerkt, daarbuiten niet.’

Ook Kuypers ziet in het Haagse Living Lab nog vraagstukken liggen. ‘Hoe vinden mensen het om onbewust gestuurd te worden in de openbare ruimte op basis van data over hun looproutes? Voor dat soort ethische vraagstukken willen we ook voldoende aandacht.’