De voorlopige aankondiging van de pot van een miljard euro is een vervolg op de woningbouwimpuls uit 2019, die in drie tranches werd verdeeld onder gemeenten. Het geld uit de eerste twee tranches is reeds verdeeld, het aanvraagloket voor de derde sluit morgen. Met de eerste en tweede tranche was in totaal 602 miljoen euro gemoeid. Daarvan moeten iets minder dan 95 duizend woningen worden gebouwd, verspreid over 56 locaties door heel Nederland. Ongeveer twee derde van deze woningen valt in het ‘betaalbare segment’, meldt de RVO. Daarmee doelt het Rijk op sociale huurwoningen, huurwoningen met een huurprijs van maximaal duizend euro per maand en koopwoningen met een verkoopprijs van maximaal 325 duizend euro, de maximale nationale hypotheekgarantie.
Jan Fokkema, directeur van ontwikkelaarsvereniging NEPROM, is enthousiast over het voorlopige vooruitzicht op doorzetting van het fonds. ‘Wij hebben ons hier hard voor gemaakt’, zegt hij. ‘Onze ervaring is dat de impuls heel effectief is bij het haalbaar maken van moeilijke projecten, getuige ook het grote enthousiasme bij gemeenten bij de eerdere tranches.’ Volgens Fokkema dwingen de eisen voor een bijdrage aan het fonds gemeenten, corporaties en ontwikkelaars bovendien tot een kritische blik op de eigen plannen, wat planuitval kan voorkomen.
Maar er is ook commentaar. Want woningen bijbouwen is zeker nodig om de gekte op de woningmarkt de bedwingen, getuige het absolute tekort van 330 duizend, maar het is hoogstwaarschijnlijk niet genoeg. Met financiële regelingen en omstandigheden als de hypotheekrenteaftrek, de lagere overdrachtsbelasting voor starters, de jubelton, de lage rentestand en lokale startersleningen is het maar de vraag of woningen die gebouwd worden voor 325 duizend euro worden gebouwd, ook voor dat bedrag worden verkocht. Overbieden is steeds meer de norm, soms met tienduizenden euro’s, waardoor mensen die net een hypotheek van 325 duizend euro krijgen, buiten de boot vallen. Bovendien is het de vraag hoe betaalbaar huurwoningen van duizend euro zijn. Die huur is op te brengen door slechts een deel van de middeninkomens, en door het uitkleden van de sociale sector en bijbehorende wachtlijsten zijn ook steeds meer lage inkomens aangewezen op vrijesectorhuur.
Huurdersbelangenorganisatie de Woonbond is dan ook kritisch op de gelekte kabinetsambities. ‘Pleisters plakken’, noemt de bond de aangekondigde Rijksimpuls. ‘Het is tijd voor structurele oplossingen. De organisatie pleit voor afschaffing voor de verhuurderheffing en voor het aan banden leggen van prijzen in de vrije sector. Daar is een Kamermeerderheid voor, maar de VVD ligt dwars.
Ook Melissa Koutouzis, één van de organisatoren van het Woonprotest van 12 september, is niet te spreken over de kabinetsplannen. Natuurlijk is bijbouwen van woningen nodig, zegt ze, maar er is meer nodig. ‘Zolang je de verhuurderheffing en flexcontracten niet afschaft en de vrijehuursector niet reguleert, ben je niet serieus te nemen’, aldus Koutouzis. ‘Verklein de woonongelijkheid tussen koop en huur door ze gelijkwaardig te behandelen. Stop met onevenredige voordelen voor woningeigenaren en belast inkomen van commerciële huur.’ Bovendien ligt er volgens haar ‘veel te veel’ nadruk op middenhuur, ‘wat eigenlijk gewoon dure huur is.’ ‘Bijbouwen moet zeker gebeuren, maar het is vooral belangrijk dat we de sociale huur verbreden. Niet alleen voor de lagere inkomens, maar ook voor de middeninkomens.’
Ook Fokkema meent dat er meer nodig is dan enkel de impuls voor een goed functionerende woningmarkt, ook met het oog op de bouwopgave. ‘Uiteraard is er meer nodig, zoals 34 partijen in de Actieagenda Wonen al in februari duidelijk hebben gemaakt’, zegt hij. ‘Maar het structureel maken van de woningbouwimpuls is daar een belangrijk onderdeel van. Het is wel zaak dat er heel snel een kabinet komt dat ook de andere acties uit die agenda oppakt, want dat alleen de impuls onvoldoende is om 100 duizend woningen per jaar te bouwen mag duidelijk zijn.’