Dat zijn de belangrijkste conclusies van de studie ‘De Verdeelde Triomf. Verkenning van stedelijke economische ongelijkheid en opties voor beleid’ van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat vandaag is verschenen. PBL-onderzoekers Otto Raspe en Edwin Buitelaar laten zien dat in succesvolle steden de inkomens aan de boven- en onderkant van de arbeidsmarkt verder uit elkaar zijn gaan lopen. Maar die vorm van polarisatie komt vooral doordat de bovenkant harder groeit dan de onderkant; de onderkant zakt geenszins weg.

Wat betreft de ruimtelijke segregatie is het beeld wat diffuus. Opvallend is dat de segregatie van beter betaalde mensen in Amsterdam en Utrecht zelfs een beetje afneemt. Dat komt waarschijnlijk doordat mensen met hogere inkomens zich gaan vestigen in wijken die voorheen een laag inkomensprofiel kenden, zoals de laatnegentiende-eeuwse en vroegtwintigste-eeuwse gordel. Daartegenover staat dat de segregatie van armen stijgt. Internationaal gezien is de segregatie van Nederland nog altijd bescheiden.

Trickle down blijkt vaak illusie

Een belangrijke conclusie volgens de onderzoekers is dat het beeld per stadsgewest enorm verschilt. Amsterdam en Utrecht zijn relatief ontoegankelijk voor lage inkomens en lijken steeds ontoegankelijker te worden. Voor een stad als Arnhem geldt een heel ander verhaal. En juist daar zien de onderzoekers het fout gaan in het debat, dat volgens hen wordt gedomineerd door alarmisme. Raspe: ‘Dan wordt er gezegd: “We moeten campussen bouwen, want dat trekt de hele onderkant mee”. Misschien in Amsterdam wel, maar in Arnhem niet per se. Stedelijk beleid is maatwerk.’

Een belangrijke conclusie die dankzij microstatistieken goed kon worden gesteld, is dat de veronderstelde trickle-down vaak helemaal niet werkt. Raspe: ‘Met name de groep die nu al buiten de arbeidsmarkt staat lijkt relatief ongevoelig voor het succes van de stad.’

‘Als je de onderkant omhoog wilt trekken, is een fysieke ingreep daar vaak niet geschikt voor’

Er zijn volgens de onderzoekers grofweg twee methoden die worden toegepast in een poging om concentraties van achterstand en uitsluiting te voorkomen: trekken aan de bovenkant en hopen dat de rest meekomt, of duwen aan de onderkant. Buitelaar: ‘Maar misschien nog wel belangrijker is de vraag of je het plekgericht of mensgericht doet, place based of people based. De natuurlijke reflex was altijd om achterstand gebiedsgericht op te lossen, of het nou gaat om Nationaal Programma Rotterdam Zuid of de vogelaarwijken. Je moet jezelf de vraag stellen of degenen die kansarm zijn ook echt gebaat zijn bij zo’n gebiedsgerichte aanpak. Of moet je toch mensgericht te werk gaan en vooral inzetten op onderwijs en vaardigheden die aansluiten bij de lokale arbeidsmarkt?’

‘Een hoop literatuur heeft inmiddels aangetoond dat een gebiedsgerichte aanpak niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en dat ook het mengen onvoldoende heeft gebracht. Wij adviseren: vlieg het probleem niet alleen fysiek aan, richt je tegelijk op de menselijke kant. Zorg dat regionaal arbeidsmarktbeleid en regionaal onderwijsbeleid op elkaar aansluiten. Ook dat is maatwerk. In Emmen worden heel andere skills gevraagd dan in Eindhoven. Als je de onderkant omhoog wilt trekken, is een fysieke ingreep daar vaak niet geschikt voor. Wij pleiten voor een mensgerichte aanpak. Maar hoe, dat hangt samen met factoren zoals de lokale arbeidsmarkt en verschilt dus van stad tot stad.’

Marcel Bayer en Jan Jager

In ROmagazine 3, maart leest u een uitgebreid interview met Otto Raspe en Edwin Buitelaar over ‘De Verdeelde Triomf. Verkenning van stedelijk economische ongelijkheid en opties voor beleid’.

Gerelateerde artikelen:
http://www.stadszaken.nl/mensen/wonen/rdam-zuid-verder-achterop
http://www.stadszaken.nl/mensen/wonen/rdam-zuid-probleem-van-mensen