CBS-hoofdeconoom dr. Van Mullingen legde recent uit dat het woningtekort van nu even groot is dan dat van tien jaar geleden. We moeten blijkbaar overtuigd raken dat het allemaal wel meevalt: sinds de jaren ‘90 is volgens hem de verhouding tussen het aantal huishoudens en het aantal woningen in ons land zelfs afgenomen. Tegenover elke 100 woningen staan slechts 101,2 huishoudens. Wat nu woningnood? Volgens prof. Dirk Schoenmaker is er misschien wel een woningcrisis ‘maar er is geen 'historisch woningtekort’. Het bouwen van woningen is niet de oplossing volgens prof. Dirk Bezemer. Die aanpak noemt hij een mythe, de ‘baksteenmythe’. 

Alle eerdere onderzoeken in de prullenbak

Al die tientallen onderzoeken naar het woningtekort en naar de woningvraag van de komende jaren (uitkomst: tot 2030 één miljoen woningen bij) kunnen blijkbaar volgens deze nieuwe profeten in de prullenbak. Volgens hen en ook volgens de Nederlandse Bank is de huidige crisis op de woningmarkt eerst en vooral een gevolg van het hypotheekschuldoverschot, ‘het overvloedige en goedkope geld dat op zoek is naar rendement, geld dat steeds vaker op de Nederlandse woningmarkt te vinden is’ en van alle openstaande financiële kranen.

De problemen die heel veel mensen ervaren bij het eindeloos wachten op een huurwoning of bij het telkens weer achter het net vissen als ze een woning willen kopen, worden door deze statistische en financieel-economische redeneringen grof gebagatelliseerd. Prof. Schoenmaker: we moeten het eerlijke langetermijnverhaal vertellen. Zijn insteek: minder financiële injecties, dus lagere leenruimte (90% loan-to-value), geen jubelton meer, geen startersleningen etc. Al die zaken, naast een rem op huurverhogingen, zouden leiden tot prijsverlaging en uiteindelijk tot een gezondere woningmarkt.

Ik vraag me nog steeds af wat de woonhopigen van dit moment daaraan hebben. Want ook al zouden de prijzen van de woningen dalen, het aantal woningen wordt er niet groter van. En dus komt er hierdoor geen enkele extra woning voor mensen die nu in een caravan wonen, in (het schuurtje van) een vakantiewoning wonen, die in een auto overnachten, die dak- en thuisloos zijn, die steeds opnieuw een beroep moeten doen op het Leger des Heils, die al jaren langer bij hun ouders wonen dan ze zouden willen, etc.

Studeerkamerwijsheid?

Hebben deze hooggeleerden zich niet al te zeer gefocust op theoretische oplossingen? Noch beperking van de leencapaciteit, noch de constatering dat het theoretische woningtekort al tien jaar niet veranderd is, zorgt ervoor dat er voor de huidige woningzoekenden nu, maar ook op afzienbare termijn een woning beschikbaar komt. In statistieken kun je immers niet wonen.

Denk even mee in de twee volgende fictieve situaties. Eén: we zien kans in een klap de gewenste prijsverlaging van huur- en koopwoningen tot stand te brengen. Is er dan geen woningtekort meer? Weliswaar zou de autoslaper dan wellicht de huurprijs kunnen betalen, maar die extra woning is er nog steeds niet. Fictieve situatie twee: we zien kans van de ene op de andere dag die miljoen woningen (of de helft ervan) uit grond te stampen. Mijns inziens zakken de prijzen meteen, maar het zorgt er ook voor dat de bij vader en moeder thuiswonende jongeren een eigen dak boven hun hoofd krijgen.

In verband met de formatie: levensgevaarlijk!

De opvattingen van de hooggeleerden zijn redelijk beledigend voor de mensen die op een woning wachten. Maar er is meer aan de hand. Hun voorstellen voor onder andere beperking van de hypotheekmogelijkheden, leveren geld op voor het Rijk. En dat is natuurlijk interessant in het proces van een kabinetsformatie.

Gelukkig staat in het document dat VVD en D66 als inhoudelijke basis voor een kabinet aan de formateur hebben voorgelegd dat er, zoals tal van onderzoeken aantonen, een miljoen woningen extra bij moet komen voor 2030. Dat kost geld, terwijl de maatregelen van Blom, van Tilburg, Bezemer en Schoenmaker de rijksschatkist spekken. En dan kan die opbrengst zomaar interessant zijn in een formatie waar nu eenmaal niet alle financiële wensen te vervullen zijn. Niet alles wat de geleerden voorstellen is onzin. Als de zinvolle onderdelen van hun voorstellen aan bod komen: akkoord, maar dan niet in de plaats van ‘bouwen, bouwen, bouwen’, maar ernaast.