Met het oog op clustering worden innovatiehubs veelal gekoppeld aan universiteitscampussen. Dat is logisch, want innovatie gedijt bij kruisbestuiving, bij clustering en bij nabijheid. Wetenschappers, onderzoekers en studenten komen elkaar op de campus of in de kantine tegen, wat in theorie voor wederzijdse inspiratie en kennisoverdracht zorgt.
Het werkt, zien we. Onze Topsectoren draaien op volle toeren en innoveren er op los en de ene na de andere campus ziet het levenslicht. Gemeenten, provincies en bedrijven trekken samen op en investeren er graag in, de campus is de gedroomde PPS. Inmiddels telt Nederland 35 campussen, verspreid over het hele land. Dit zijn stuk voor stuk campussen waar een nadruk ligt op research en development, en waar substantiële kennisdragers als universiteiten, TNO’s of grote innovatiecentra van bedrijven gevestigd zijn.
Wat alleen wel opvalt: veel van deze campussen zijn gevestigd aan de stadsranden. Kijk bijvoorbeeld naar de universiteitscampussen. Utrecht, Wageningen, Enschede, Groningen, Delft, het zijn allemaal universiteitssteden waar de campus ver van het centrum en aan de rand van de stad ligt. Natuurlijk, een deel van deze universiteiten heeft gebouwen in de binnenstad, maar het gros van de wetenschappers en onderzoekers heeft uitzicht op weilanden. Weilanden die we, met het oog op binnenstedelijk ontwikkelen, liefst ook groen en begraasd houden. Dus, wat doen we als de campus vol raakt?
Ik zie hier een uitgelezen kans om op binnenstedelijke bedrijventerrein verder te ontwikkelen. Voor deze locaties ligt er een transformatieopgave, waarbij verouderd industrieel vastgoed plaatsmaakt voor nieuwe functies als wonen. Voeg daar bijvoorbeeld een life science lab aan toe, denk ik dan. Dan hoef je minder te slopen, breng je kennis en kunde naar de stad ter vervanging van stank en overlast, en creëer je binnenstedelijk werk voor bewoners.
Zo bieden de labs, innovatiehubs en R&D-centra antwoord op de vraag hoe we werkgelegenheid in de stad houden. Waar oude industrie met het oog op overlast en milieuproblematiek vaak lastig te combineren is met woonfuncties, is dit bij onderzoeksinstellingen niet het geval. Ik zie een omgeving voor me waar wonen, winkelen, ontspanning, lichte industrie, logistiek, onderwijs en kennisontwikkeling samenkomen. De ultieme multifunctionele stad.
Zo’n levendige multifunctionele omgeving kan helpen met het aantrekken van toptalent. We weten dat de locatie van een bedrijf in grote bepalend is bij het verleiden van (internationale) kenniskrachten. Dat geldt op macroniveau, maar ook zeker op microniveau. Werknemers hebben behoefte aan bruisende werkomgevingen, met leuke cafés en winkeltjes op loop- of fietsafstand. Met misschien een kleine meubelmaker of bierbrouwer om de hoek. In toenemende mate bepalen talenten op basis van de omgeving waar ze wel of niet willen werken.
Het is die dynamiek die maakt dat kenniswerkers eerder voor Amsterdam kiezen dan voor een groeikern, en eerder voor een werkplek in het centrum dan voor een desolaat industrieterreintje aan de snelweg. Het is een trend die we al langer bij kantoren zien, en waar voor de sciences nog veel kansen liggen. Voor topinnovatie heb je topmensen nodig, en voor topmensen heb je toplocaties nodig.