Dit is een verkorte versie van het artikel in ROm 7-8, juli-augustus 2021, een themanummer over grensregio’s. ROm is gratis voor ambtenaren en politici in het domein van de fysieke leefomgeving. Neem een (thuis-)abonnement.
Wie de recente onderzoeken leest, wordt niet direct optimistisch van het meest zuidelijke deel van Zeeland. De bevolking in Zeeuws-Vlaanderen krimpt al jaren, ervaart een slechtere gezondheid ten opzichte van het landelijk gemiddelde, het aantal 80-plussers verdubbelt. Bovendien blijft het vasthouden en aantrekken van jongeren en hoogopgeleiden moeilijk, terwijl het op peil houden van het voorzieningenniveau in de dunbevolkte dorpen continu om aandacht vraagt.
Het mag duidelijk zijn: Zeeuws-Vlaanderen voldoet, net als andere regio’s aan de randen van Nederland, aan het narratief van krimp. Sterker nog, Zeeuws-Vlaanderen werd samen met Zuid-Limburg en Noordoost-Groningen lang gerekend tot de topkrimpregio’s. In deze gebieden zijn de zorgen het meest complex.
Wie de zaken slechts op deze manier voorstelt, doet Zeeuws-Vlaanderen flink tekort. Ja, de opgaven zijn fors; mede door impulsen van oud-burgemeester Lonink zijn de afgelopen decennia forse stappen gezet om de leefbaarheid, zelfredzaamheid en toekomstbestendigheid te vergroten. Dat blijkt onder meer uit de Regio Deal die Zeeuws-Vlaanderen tijdens de coronapandemie met het Rijk sloot. Met die deal wordt de komende jaren ruim twintig miljoen euro gestoken in versterking van sociale structuren en het aanjagen van de regionale economie. Op die manier maakt Zeeuws-Vlaanderen zich sowieso klaar voor de toekomst.
De titel die de Regio Deal kreeg, is veelzeggend: ‘Zeeuwen zelf aan zet’. Uit die zin spreekt geen slachtofferschap, maar zelfbewustzijn. Zeeuws-Vlaanderen is vastberaden om de kansen die er liggen daadwerkelijk te benutten. Het kwam eind april tevens tot uitdrukking tijdens het symposium dat burgemeester Lonink bij zijn officiële afscheid kreeg aangeboden. Dat symposium stond in het teken van grensoverschrijdende samenwerking, voor Zeeuws-Vlaanderen de kans om de krimp het hoofd te bieden. ‘Ik ben niet zo van de macht, maar kracht is wel massa’, aldus Lonink, die achttien jaar burgemeester van Terneuzen was.
Nieuwe Sluis
In het Europa van de open grenzen vormde de Belgisch-Nederlandse grens lang een barrière, wat Zeeuws-Vlaanderen in het krimpbeleid parten speelde. ‘We liggen in Nederland perifeer, voor België zijn we buitenland’, verwoordt Lonink. Grensoverschrijdende samenwerking lag dus niet direct voor de hand, maar kreeg in het afgelopen decennium wel in rap tempo vorm. Lonink: ‘We hebben gezegd: we moeten partners vinden.’
Tekst loopt door onder afbeelding
Westdorpe met Kanaal van Gent naar Terneuzen op de achtergrond. Beeld Shutterstock
Een voorname aanjager in het vinden van die partners is de bouw van de Nieuwe Sluis in Terneuzen. De Nieuwe Sluis, die met een lengte van 427 meter, een breedte van 55 meter en diepte van ruim 16 meter net zo groot wordt als het beroemde sluizencomplex in het Panamakanaal, gaat zorgen voor een betere toegang en vlottere doorstroming vanaf de Westerschelde naar het Kanaal Gent-Terneuzen. Daardoor kunnen straks grotere zeeschepen doorvaren tot aan de haven van Gent. Inmiddels is de bouw in de eindfase beland. In 2023 vaart het eerste schip door de Nieuwe Sluis varen.
‘De toekomst ligt hier in deze delta’
Voor Zeeuws-Vlaanderen aan de Nederlandse zijde en voor Oost-Vlaanderen op Belgisch grondgebied, is de bouw van het nieuwe sluizencomplex van groot strategisch economisch belang. Het opent pakweg de route van de Westerschelde naar de Seine, een nieuwe corridor vanaf de Noordzee. En dat laatste is interessant, nu ‘Rotterdam’ de ogen automatisch meer op ‘Parijs’ richt. ‘Van Nederland gaan nog steeds heel veel goederen naar Duitsland, maar de blik van de Duitsers wordt steeds meer op Oost-Europa gericht’, schetste Lonink tijdens zijn afscheidssymposium.
Dus kijkt Rotterdam naar versterking van de economische as met Parijs die de weg naar Zuid-Europa opent. ‘De toekomst ligt hier in deze delta.’ Dat brengt nieuwe economische kansen met zich mee, zo is de stellige verwachting. Die willen Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen samen benutten. Mede om die reden bundelden Zeeland Seaports (Vlissingen en Terneuzen) en het Havenbedrijf Gent drieënhalf jaar geleden de krachten. Op 1 januari 2018 fuseerden ze tot de grensoverschrijdende haven North Sea Port.
Daarmee positioneerde de fusiehaven zich in één klap in de Europese top van zeehavens: ze is de nummer drie in toegevoegde waarde en de nummer tien in goederenoverslag. Nog belangrijker is dat North Sea Port die slagkracht wil aanwenden in de samenwerking met buurhavens als Rotterdam, Antwerpen en Zeebrugge. ‘We zitten in een van de belangrijkste delta’s van de wereld. Hier gebeurt het, al zitten er wel veel kapers op de kust. Zeeland zit er heel mooi met zijn groen-blauwe karakter tussen, mét een krachtige haven.’ Wel merkt Lonink dat die boodschap soms nog moet landen. ‘Ik merk dat ik dit na achttien jaar nog steeds uit moet leggen. Gent wordt niet altijd aan een haven gekoppeld, langzamerhand komt dat besef er wel.’
Bouwen voor Gent
Waar de Nieuwe Sluis en het gezamenlijke havenbedrijf North Sea Port de regio’s aan beide zijden van de grens vooruit moeten stuwen, liggen er op andere krimpthema’s kansen. Want terwijl Zeeuws-Vlaanderen kampt met krimp, vergrijzing en ontgroening, is de woningmarkt in Gent, op zo’n 30 kilometer van Terneuzen, oververhit. Uit bevolkingsprognoses blijkt dat Gent, anno 2021 ruim 260.000 inwoners, de komende jaren verder groeit. Uit prognoses blijkt dat er in 2040 circa 100.000 meer Oost-Vlamingen zullen zijn in Gent en de omliggende stedelijke gebieden.
Zeeland kan de druk op de Gentse woningmarkt helpen verlichten
Dat levert uitdagingen voor het woningvraagstuk op, waardoor men in Oost-Vlaanderen nadrukkelijk kijkt naar de Nederlandse buur. Zeeland biedt letterlijk en figuurlijk de ruimte om de druk op de woningmarkt van Gent te verlichten. Naar verwachting maken tot 2040 zo’n 10.000 Vlamingen deze woonstap. Het zou voor Zeeuws-Vlaanderen groei én verjonging van zijn bevolking betekenen, al moet het daar wel op anticiperen met zijn woningvoorraad. Voor met name hoogopgeleide jongeren, expats en arbeidsmigranten voldoet het huidige aanbod nog niet.
In de Regio Deal ‘Zeeuwen zelf aan zet’ wordt daar eveneens melding van gemaakt. ‘De woningvoorraad sluit niet aan op de vraag en het landschap is nu slecht toegankelijk. De bereikbaarheid over de grens is onvoldoende. Met de transformatie van de woningvoorraad, grensoverschrijdende bereikbaarheid en investeren in het landschap is het mogelijk om een aantrekkelijke woon- en leefomgeving te creëren voor nieuwe en huidige inwoners’, zo valt te lezen.
De arbeidsmarkt is een ander zorgenkindje. ‘Aan de Nederlandse kant moet veel gebeuren aan de arbeidsmarkt’, benadrukt Lonink, die de toenemende uitstroom van babyboomers noemde. ‘We hebben veel jonge mensen nodig, vooral mbo- en hbo-geschoolden. Op universitair niveau krijgen we de mensen wel binnen, want die zien carrièrekansen in de grote bedrijven.’
Verder is de bereikbaarheid een belangrijk aandachtspunt in de grensoverschrijdende samenwerking. Het is een gedeelde wens om de bouw van de Nieuwe Sluis te combineren met nieuwe verbindingen over land. Eerder dit jaar werd een intentieovereenkomst gesloten om Gent en Terneuzen te verbinden door een nieuw goederenspoor. Doelstelling is in eerste instantie om North Sea Port multimodaal en efficiënter te verbinden met het Gentse achterland. Er wordt inmiddels hardop gedroomd van een lightrail voor personenvervoer. Eerst op Belgisch grondgebied, na 2028 zou de treinverbinding voor passagiers naar Zeeuws-Vlaanderen kunnen worden uitgebreid.
Industriële symbiose
Daarmee is de grensoverschrijdende samenwerking nog lang niet af, verzekert Daan Schalck, directeur van North Sea Port tijdens het afscheidssymposium van Lonink. ‘De hele economie in Europa davert op haar grondvesten. Laat ons eerlijk zijn: de industrie moet zich heruitvinden, wij allemaal moeten ons heruitvinden.’ Schalck doelt daarmee op de noodzakelijke transitie naar een klimaatneutrale economie. ‘De grote uitdaging voor North Sea Port is dat we als haven niet meer denken in functie van tonnen, maar in functie van waardecreatie.’
‘De Kanaalzone Gent-Terneuzen moet koploper worden in de waterstofeconomie’
Anton van Beek, president-directeur van chemieconcern Dow Benelux, met circa 2400 medewerkers een van de belangrijkste werkgevers in de gemeente Terneuzen, is het daarmee eens en ziet dezelfde rol weggelegd voor de industrie. Hij wijst erop dat de Kanaalzone Gent-Terneuzen koploper moet worden in de waterstofeconomie. ‘Die waterstof moet van groene energie komen. De windmolens die in de Noordzee staan moeten in Zeeland aantakken en vertakt worden via kabels om de elektrificatie en de ombouw naar de nieuwe economie mogelijk te maken.’
Andere grote bedrijven die gesitueerd zijn nabij de Westerschelde en de Kanaalzone Gent-Terneuzen zijn onder meer kunstmestfabrikant Yara in Sluiskil, Zeeland Refinery in Vlissingen en staalbedrijf Arcelor in Zelzate, op Gents grondgebied. ‘De tijd is beperkt en de uitdaging te groot om het alleen te kunnen’, zegt Van Beek, die blij is dat er met het gezamenlijke havenbedrijf en de grensoverschrijdende samenwerking al een ecosysteem staat. ‘Ik heb het gevoel dat we heel goed gepositioneerd zijn ten opzichte van andere clusters.’ Schalck deelt dat inzicht en hoopt dat de transitie van de economie vorm gaat krijgen na de coronacrisis. Er moeten immers 15.000 banen door de energietransitie. ‘Echte industriële symbiose, dat is de uitdaging waar we nu voor staan. De regio heeft nieuwe scharnieren nodig.’
Meeliften op Green Deal
Lonink ziet dat ook zo en verwacht dat er kansen liggen, juist door het grensoverschrijdende aspect in de samenwerking. ‘De EU is geïnteresseerd in succesnummers aan de grens’, is zijn indruk. Dat laatste werd bevestigd door Diederik Samsom, de kabinetschef van Eurocommissaris Frans Timmermans, die werkt aan de totstandkoming van de Green Deal om Europa in 2050 klimaatneutraal te maken. Eerder dit jaar zei hij tijdens een online talkshow, opgetuigd door de Provincie Zeeland, dat er ‘enorme kansen’ liggen voor de Zeeuwen. ‘Vanuit Brussel zie je een paar gebieden waarvan we zeggen: hé, daar kan het gebeuren. Het gebied rond Vlissingen en Terneuzen is er daar een van.’
De Europese gemeenschap vindt de economisch grensoverschrijdende samenwerking dus sexy. Samsom is in elk geval overtuigd dat dit een route is die voor Zeeuws-Vlaanderen toekomstbestendig is. ‘Ik zou het wel weten als ik Zeeland was. Zorg dat je als industrie een concreet uitgewerkt plan hebt. Een groot deel van de kosten moet je zelf ophoesten, Europa kan echter een steuntje in de rug geven van 500 miljoen euro tot een miljard.’ Maak dus snel werk van die nieuwe economie, vindt Lonink. ‘Anders blijven we achter.’ De voormalig burgemeester ziet één belangrijke parallel met 2003, toen hij aantrad in Terneuzen. ‘Een heleboel dingen staan nu weer aan het begin.’
North Sea Port District aangewezen als NOVI-gebied
Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen hebben voor hun samenwerking het North Sea Port District opgezet. Het ‘District’ omvat het hele grensoverschrijdende gebied, met Gent, Evergem, Zelzate en de provincie Oost-Vlaanderen als Vlaamse partners. Namens Zeeuws-Vlaanderen hebben de gemeenten Terneuzen, Borsele en Vlissingen en Provincie Zeeland hun inbreng.
Via het North Sea Port District worden onder meer ruimtelijke, sociale en economische ontwikkelingen op elkaar afgestemd. Eind mei werd het North Sea Port District tevens aangewezen als NOVI-gebied. In totaal zijn acht Nederlandse NOVI-gebieden, waar grote nationale opgaven als de energietransitie, duurzame economie en ruimte bij elkaar komen, aangewezen door het Rijk. Het Rijk en de betrokken regionale overheden willen in deze gebieden de komende jaren ‘gebiedsgericht de samenwerking versterken en de uitvoering versnellen’.
Vlaams gedeputeerde Kurt Moens laat weten ‘heel aangenaam verrast’ te zijn dat het NOVI-instrument wordt toegepast op een grensoverschrijdend gebied. ‘Mij lijkt dit een redelijk uniek gegeven dat zeker als goed voorbeeld kan dienen voor de toepassing van andere nationale instrumenten in de toekomst.’