De gemiddelde leefbaarheidsscores namen de afgelopen twee decennia toe in Nederland, maar kwetsbare wijken zakten juist verder af. Corona vergroot de kloof, want de crisis raakt kwetsbare groepen en gebieden het hardst. In de kwetsbare wijken zien we een stapeling van problematiek: de bebouwing en openbare ruimte zijn er ondermaats, en de sociaaleconomische ontwikkeling van bewoners beweegt niet mee met landelijke gemiddeldes. Armoede en schoolachterstanden zijn geen zeldzaamheid, de gezondheid en veiligheid zijn slecht.

Tijd om er wat aan te doen, vond de Tweede Kamer eind 2020. Zij verzocht het Rijk om éénmalig 450 miljoen euro beschikbaar te stellen om de achterblijvende wijken en hun bewoners een impuls geven. Vorige week werd bekend welke projecten een deel van dat geld krijgen. In totaal ontvangen 33 plannen verspreid over 20 gemeenten en regio’s een bijdrage. Bij het toekennen kregen de zestien stedelijke vernieuwingsgebieden en de dertien grens- en krimpregio’s voorrang. Dit zijn, globaal gezien, de gebieden waar de leefbaarheid het meest onder stuk staat.

De voorrang zie je terug in de uiteindelijke ontvangers. Driekwart van de beschikbare middelen gaat naar de vernieuwingsgebieden, het resterende geld grotendeels naar grens- en krimpregio’s. Slechts één ‘winnaar’ valt buiten de twee categorieën. De uiteindelijke ontvangers vind je door heel Nederland. Van Achterhoek tot Zaanstad, van Heerlen en Sittard-Geleen tot Groningen en Eemsdelta.

Demissionair minister Ollongren van BZK: ‘In Nederland zijn nog teveel kwetsbare gebieden met verouderde woningen. Het verbeteren van die woningen is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat die gebieden leefbaarder en veiliger worden. Daarom ben ik blij dat zoveel gemeenten goede en vooral haalbare plannen hebben ingediend zodat de bewoners in betere huizen kunnen wonen.’

Tekst gaat door onder afbeelding

 

Bron: Ministerie van BZK
 

Particuliere voorraad

De bijdragen, die in sommige gevallen oplopen tot ruim 40 miljoen euro, gaan grotendeels naar renovatie. Ruim 20 duizend woningen worden onder handen genomen. Denk aan het wegwerken van achterstallig onderhoud of verduurzaming. Verder wordt gewerkt aan sloop (1.250 woningen) en nieuwbouw na sloop (1.900 woningen). Een bescheiden aantal panden wordt getransformeerd (40 woningen).

Bijzonder is dat het fonds zich niet primair op ‘volkshuisvesting’ richt, dus sociale woningbouw, maar op woningen in particulier eigendom. 20 procent van de middelen wordt geïnvesteerd in corporatiebezit, de resterende 80 procent in particulier bezit. Corporatiekoepel Aedes is kritisch op die verdeling. In een reactie schrijft de organisatie: 'Hoewel woningcorporaties een onmisbare rol spelen in het succes van het Volkshuisvestingsfonds, kunnen zij er zelf geen aanspraak op maken. We pleiten dus al langer voor een permanent Volkshuisvestingsfonds dat ook opengesteld wordt voor corporaties.'

De insteek op particulier bezit is wel verklaarbaar. Het verbeteren van deze woningen komt slechts mondjesmaat op gang. Waar bij een sociale huurwoning de corporatie aan de slag kan (hoewel ook hier de middelen beperkt zijn, wat de reactie van Aedes verklaart), staat de eigenaar van een particuliere woning er nagenoeg alleen voor. Bovendien zie je in wijken liever een grootschalige aanpak dan veel kleine losse. Versnipperd eigendom maakt zo’n grote aanpak lastig.

‘Als een gebied veel kwetsbare bewoners heeft, zowel in koop- als in huurwoningen, worden verpaupering en verloedering niet automatisch opgelost’, zegt Esther Geuting, directeur innovatie bij Stec Groep. ‘De uitdagingen gaan de draagkracht van het gebied te boven.’ Stec Groep deed in opdracht van het ministerie onderzoek naar hoe je de kwetsbare particuliere woningen effectief aanpakt. De onderzoekers concluderen onder meer: ‘Vooral in het verleden uitgeponde (hoogbouw)flats op markttechnisch onaantrekkelijke locaties zijn een uitdaging binnen de totale aanpak van de particuliere voorraad.’ Zulke bebouwing vind je juist veel in de grens- en krimpregio’s en stedelijke vernieuwingsgebieden.

Particuliere eigenaren hebben zelf niet altijd de middelen om achterstallig onderhoud uit te voeren of om te verduurzamen, zeker niet in de kwetsbare wijken. ‘Als je dagelijks bezig bent met de eindjes aan elkaar knopen, is je woning isoleren niet je hoogste prioriteit’, illustreert Suzanne Lipsch, programmamanager wonen en herstructurering bij het regiobureau Parkstad Limburg. ‘Subsidies voor zaken als verduurzaming komen vooral de koplopers ten goede. Kwetsbare bewoners hebben simpelweg de luxe niet voor dergelijke investeringen, ook al zijn ze op den duur rendabel.’

De regio Parkstad Limburg is één van de grotere ontvangers van geld uit het fonds. Voor de aanpak in Heerlen-Noord, een wijk die qua leefbaarheidsproblematiek niet onder doet voor Rotterdam-Zuid, komt ruim 8 miljoen euro beschikbaar. Voor aanpakken in omliggende Parkstadgemeenten Kerkrade, Brunssum, Beekdaelen en Landgraaf komt nog eens 36 miljoen euro vrij.

‘Dit is het enige gebied in Nederland dat én een grens-en krimpregio is, én ook een stedelijke vernieuwingsgebied heeft. Dit zegt iets over de opgave in deze regio. Met deze forse bijdrage toont minister Ollongren haar waardering over de wijze waarop we deze opgaven in gezamenlijkheid aanpakken. Ik ben erg blij met de goede samenwerking met het ministerie van BZK’, aldus Roel Wever, burgemeester Heerlen.

Het geld gaat nagenoeg volledig naar de ondersteuning van kwetsbare eigenaren. De regio en gemeenten werken ook aan een inpondaanpak, waarbij corporaties particulier bezit overnemen en verbeteren. Daarmee werd eerder ervaring opgedaan in de Kerkradense wijk Rolduckerveld.

Fysiek en sociaal

Renoveren, isoleren, herstructureren, slopen en bouwen: het moet de wijken aantrekkelijker en fijner maken. Op zich is die fysieke insteek goed verdedigbaar vanuit leefbaarheidsperspectief. Voor een fijne wijk zijn fijne woningen onontbeerlijk. En als je sociale stijgers in een wijk of buurt wilt behouden, moet je hen wel goede woningen kunnen bieden.

Tegelijkertijd is het een wat eenzijdige benadering. Voor een daadwerkelijk succesvolle leefbaarheidsaanpak is meer nodig. Met alleen investeren in stenen en een éénmalige impuls kom je er niet. Iemand die in een gerenoveerd huis woont, heeft immers niet opeens meer kansen op de arbeidsmarkt.

‘Ik zie het Volkshuisvestingsfonds als een mooi begin’, zegt Matthijs Uyterlinde van het Verwey-Jonker Instituut. Hij deed eerder onderzoek naar hoe je met succes de leefbaarheid verbetert. ‘Maar het is opvallend dat het onder de vlag van het verbeteren van leefbaarheid is ingestoken, terwijl het geld toch primair naar woonkwaliteit gaat. Het was mooi geweest als er een sterkere koppeling was met de sociale aspecten van leefbaarheid.’

Eerder dit jaar riepen vijftien burgemeesters en een groot aantal maatschappelijke organisaties al op tot een langjarige structurele aanpak, waarbij elk jaar 500 miljoen euro wordt verdeeld. Met 400 miljoen euro voor de zestien gebieden en 100 miljoen euro voor overige wijken waar de leefbaarheid onder druk staat. En met aandacht voor armoede, werkeloosheid, onderwijsachterstanden, een slechte gezondheid en criminaliteit.

Het is een insteek die we terugzien bij het gelauwerde Nationaal Programma Rotterdam-Zuid (NPRZ). In de Rotterdamse wijk wordt reeds een decennium gewerkt aan de leefbaarheid, met een brede inzet op school, werk en wonen. ‘Als je het in minder dan tien jaar denkt te kunnen doen, kun je beter in bed blijven’, zei programmadirecteur Marco Pastors over de aanpak.

Andere gemeenten hielden de ontwikkelingen in Rotterdam-Zuid nauw in de gaten. Want de leefbaarheidsproblematiek in de Maasstad is verre van uniek. Zo’n programma willen wij ook wel, hoorden we van bestuurders door het ganse land. Daar zit wel een prijskaartje aan dat een stuk hoger is dan de bijdragen uit het Volkshuisvestingsfonds. In de periode 2018-2021 investeerde het Rijk bijvoorbeeld 130 miljoen euro in het NPRZ.

Demissionair minister Ollongren van BZK erkent dat op termijn een bredere aanpak nodig is, waarbij ook meer middelen voor corporaties beschikbaar komen. In een begeleidende brief aan de Kamer schrijft zij: ‘Het verbeteren van de leefbaarheid in kwetsbare gebieden vraagt meer dan alleen fysieke ingrepen. Daarom is het van belang dat gemeenten een integrale aanpak opstellen waar naast wonen ook thema’s als werk, onderwijs, veiligheid en gezondheid worden geadresseerd.’ En: ‘Om opgaven en middelen in balans te brengen zal het volgend kabinet verdergaande keuzes moeten maken zodat corporaties kunnen blijven bijdragen aan het oplossen van deze problematiek.’

Volgens Geuting van Stec moeten we het Volkshuisvestingsfonds echter niet te snel af toen als een te sectorale pot. ‘Natuurlijk zit een goede leefbaarheidsaanpak niet alleen in stenen’, zegt ze. ‘Bij het toekennen van de gelden is dus ook nadrukkelijk gekeken naar samenhang met sociale aanpakken.’ Bovendien kan bij bewoners aankloppen om te praten over fysieke ingrepen leiden tot gesprekken over sociaaleconomische uitdagingen. Geuting: ‘Voor de fysieke aanpakken kom je bij bewoners achter de voordeur. Dan gaat het balletje rollen en krijg je inzicht in andere problemen. En kan je waar nodig gelijk het wijkteam of andere hulpverlening inseinen.’

Ook Lipsch van Parkstad Limburg vindt het fonds niet te eenzijdig. ‘Je moet het ook zien als een soort dominosteen’, zegt ze. De fysieke ingrepen kunnen een aanjaageffect hebben voor sociale en economische verbetering. In de kwetsbare wijken in Parkstad Limburg wordt via de eerder gesloten Regio Deal Parkstad Limburg gewerkt aan sociaaleconomische uitdagingen, bijvoorbeeld met het project Basisschool van de Toekomst en de programma-aanpak Kansrijke Start Zuid Limburg. Vanuit de Regio Deal – die overigens breder ingestoken is dan het verbeteren van de leefbaarheid in kwetsbare wijken – ontving Parkstad 40 miljoen euro van het Rijk.

Niet alle gemeenten en regio’s die geld krijgen vanuit het Volkshuisvestingsfonds hebben zo’n deal en bijbehorende toegang tot Rijksmiddelen. Zij moeten het geld voor de sociaaleconomische aspecten van leefbaarheid dus ergens anders vandaan halen. Volgens Lipsch zit dat bij de fondsprojecten echter wel goed. ‘Daar was voldoende aandacht voor bij de selectiecriteria. Bovendien: in al deze wijken zit voldoende commitment. Een gebied als aandachtswijk aanwijzen, zo’n stempel er op drukken, dat doe je niet zomaar. De gemeenten erkennen hun verantwoordelijkheid en nemen die hier ook, met brede aanpakken.’