Who Cares
De laatste jaren groeit de behoefte aan vernieuwende vormen die zorg, ondersteuning en wonen combineren. Reden voor het Woningbouwatelier om zich in 2017, samen met Groningen, Rotterdam en Sittard-Geleen, aan te sluiten bij de prijsvraag Who Cares, een initiatief van Rijksbouwmeester Floris Alkemade, de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving en Stichting Humanitas. De ontwerpprijsvraag richtte zich op het combineren van de vergrijzing met de transformatie van oudere wijken. Met name voor ouderen, maar ook voor mensen die geen zorg nodig hebben.
In Almere speelt deze groeiende behoefte naar zorg, ondersteuning en wonen ook een rol. Met name in stadsdeel Almere Haven. Dit gebied kent op het moment een sterke vergrijzing met een groeiende zorgvraag, die niet altijd kan worden opgevangen. Uit de prijsvraag Who Cares kwamen twee initiatieven uit de bus.
Binnen het proces van deze initiatieven kon het atelier al enkele lessen trekken. Zo bleek dat de samenwerking tussen de verschillende disciplines uit de woon- en zorgsector beter kon. Financieel gezien zat de uitdaging vooral in het investeren van zorggeld in de fysieke omgeving. Het rondkrijgen van de businesscase voor dit soort initiatieven met een maatschappelijk karakter is lastig. Spelers binnen het veld hebben verschillende belangen, en ook binnen de gemeente staan het sociale en fysieke domein nog te ver van elkaar af. Het Who Cares-project fungeerde hier als wegbereider en breekijzer in.
Momenteel is van de twee prijswinnaars van Who Cares nog één project in doorontwikkeling. Dit is project De Binnenhaven. Bij dit idee werd het ontwerp geschetst voor een woonhof, te realiseren op een oude zwembadlocatie in Almere Haven. Vier gebouwen, met een open uitstraling en doorloopmogelijkheid, huizen een samenspel tussen zorg, wonen, regie, ruimte en geld. Het laatste plan van 7 juni bevat 100 woningen, met 65 sociaal en 35 vrije huur. Het project (tevens een wooncoöperatie) is geschikt voor zelfstandige en fitte mensen, met regie over hun leven, maar ook voor hen die daarnaast enige zorgen hebben voor hun latere gezondheid. Leidend hierbij is aandacht voor elkaar.
‘Juist de mensen die dit interessant vinden, nemen zelf het initiatief om hier te wonen. Mensen die graag naar elkaar omkijken, of juist op hun buurvrouw willen leunen. We creëren een stadse omgeving waarbinnen niemand wordt buitengesloten’, aldus Peter van Assche, architect bij Bureau SLA, dat werkt aan De Binnenhaven.
Tineke Lupi, Programmamanager Vernieuwend Wonen bij Gemeente Almere, vult aan: ‘De Binnenhaven is bedoeld voor veel verschillende doelgroepen, met fysiek verschillende huurruimtes, ook voor jongeren of gezinnen. Ook bevat De Binnenhaven sociale huurwoningen, bedoeld voor inwoners van Almere Haven die niet altijd een brede portemonnee hebben. Daarbij zijn alle bewoners lid van een vereniging, en houden het hof daarmee samen draaiende’.
Het is de leden dan ook niet toegestaan vastgoed te verkopen of andere commerciële activiteiten uit te oefenen. Verwachting is nu dat in de tweede helft van 2021 een definitief besluit valt, en de ontwikkelfase kan beginnen. Het complex zou dan op zijn vroegst begin 2023 opgeleverd kunnen worden.
De Binnenhaven. Foto: Bureau SLA
Bouwen door de buurt
Als mensen verhuizen, is dat vaak naar een nieuwe en nog onbekende woonomgeving. Bij Bouwen door de buurt hoeft dit niet. Bij dit nieuwe experiment kan men binnen een eigen wijk op zoek naar plekken voor woningbouw voor zichzelf, familie of vrienden. De pilot sluit aan bij de Almeerse traditie van zelfbouw, waarin mensen de stad zelf ontwerpen. Dit experiment biedt de mogelijkheid aan bewoners zelf om woningen aan hun eigen buurt toe te voegen, op een manier die voorziet in de persoonlijke behoefte. Gemeente Almere ondersteunt hierin maximaal vijftien initiatiefnemers.
‘Door hierin voor een bottom-up-methode te kiezen, geef je veel makkelijker en persoonlijker antwoord op de vraag waar we moeten bijbouwen’, zegt programmamanager Lupi.
De pilot start in het Almeerse Kruidenwijk, gebouwd in de jaren tachtig en negentig. Veel bewoners die hier opgroeiden en inmiddels volwassen zijn, hebben behoefte aan een eigen huis. Kruidenwijkers gaven aan het liefst in hun bekende en gewaardeerde buurt te willen wonen, alleen zijn de woningen die zij zoeken niet voldoende beschikbaar.
Hoewel de focus bij Bouwen door de buurt op het nieuwe ontwikkelproces ligt, verwacht het atelier kleinere innovatief ontworpen huisjes, die op grond, tussen bestaande woningen en groenvoorzieningen worden gebouwd. Hiermee ontstaan naast woonruimte voor jongeren ook woonkansen voor ouderen en hulpbehoevenden met kleine ruimtelijke eisen.
‘Mensen organiseren hiermee zelf de ruimte om te wonen op een manier die bij hen en de buurt past’, aldus wethouder Froukje de Jonge over het project.
De vijftien initiatiefnemers mogen zelf de locaties bepalen en een plan ontwerpen. Zoals bij alle zelfbouw in de stad, betalen ze reguliere grondprijzen en bouwkosten. Wel krijgen ze ondersteuning en advies over onder andere gronduitgifte, mobiliteit en vergunningen. Voor mensen die zelf geen woning kunnen betalen is er de mogelijkheid met anderen sociale huurwoningen te creëren. Dit in samenwerking met gemeenten en corporaties.
Bij het ontwikkelen van de plannen is ook aandacht voor inpassing in de bestaande omgeving. Lupi illustreert dit met groen: ‘Almere heeft veel groene omgeving binnen de wijken. Toch moeten we goede gesprekken voeren over het gebruik van deze groenvoorzieningen.’
Bij de vijftien ideeën is inspraak van belanghebbenden en buren een must. Normaal organiseert een gemeente dit ontwikkelproces, maar nu zijn de bewoners zelf aan de beurt. Wel biedt het Woningbouwatelier advies en ondersteuning. ‘De pilot is in mei gelanceerd, en momenteel zijn er zo’n tien tot vijftien bewoners die serieus deel willen nemen. Na de zomer gaan ze dit met behulp vanuit het Woningbouwatelier proberen uit te werken in haalbare en betaalbare plannen’, vertelt Lupi. Op zijn vroegst worden in 2023 de eerste huizen gebouwd.
Visualisatie Tuinkruidenpad, door Windesheim studenten Lotte Boas en Julian Nijholt. Foto: Woningbouwatelier.
Floriade
De wereldbouwtentoonstelling Floriade wordt sinds 1960 één keer per tien jaar in een Nederlandse plaats georganiseerd. Volgend jaar is de beurt aan Almere. Vanaf 14 april is deze stad hét podium voor de tentoonstelling Floriade Expo 2022.
Hier ontdekken geïnteresseerden groene oplossingen van innovators en slimmeriken die steden leuker, mooier én duurzamer maken. Zo ook op het gebied van woningbouw. Een geschikte kans dus voor het Woningbouwatelier om hieraan bij te dragen.
Biobased bouwen staat centraal. Bij deze groene vorm van woningbouw maak je gebruik van materialen uit de natuur, zowel natuurlijk gegroeid als bewerkt tot bouwmateriaal. Van de meerdere paviljoens op de Floriade die focussen op biobased bouwen, is het Woningbouwatelier betrokken bij het Rijkspaviljoen, met de naam Dutch Innovation Experience - ook wel de DI-X.
In dit paviljoen wil het Rijk de toekomst van Nederland tonen. Het gebouw, dat met modulaire houtbouw op locatie innovatief in elkaar wordt gezet, bestaat voor 95 procent uit biobased materialen die grotendeels hun oorsprong in Nederland hebben, en 100 procent herbruikbaar zijn. Zo wordt er onder meer gebruik gemaakt van Hollands hout uit de FSC-gecertificeerde bossen van Staatsbosbeheer.
Het Woningbouwatelier is vanaf 2020 betrokken bij de DI-X met het aantrekken van een expert in biobased bouwen, die adviseerde over het opzetten van het paviljoen en werkte aan een innovatieve aanbesteding. Voor de Floriade BV, wier focus en expertise op het evenement zelf ligt, is deze rol van groot belang, omdat de organisatie weinig tot geen kennis over innovatief bouwen in huis heeft.
Atto Harsta, eigenaar van ingenieursbureau Aldus Bouwinnovatie en ingehuurd door het Woningbouwatelier als expert en adviseur, is erg te spreken over het hypermoderne product. ‘Het opschalen van biobased bouwen én de integratie ervan in bestaande bouwsystemen is een cruciale koers voor de toekomst’. Harsta ziet biobased bouwen als waardevol en noodzakelijk voor een duurzamere en CO2-neutrale bouwproductie, en wijst daarmee naar de woningbouwopgave van een miljoen nieuwe woningen: ‘We kunnen niet om biobased bouwen heen als we die enorme opgave echt duurzaam willen realiseren en gezondheidswaarde van woningen echt meetellen.’
Het beoogde biobased paviljoen voor de Floriade. Foto: DP6 architectuurstudio
Hoe nu verder?
Het Woningbouwatelier heeft inmiddels in relatief korte tijd aan veel innovatieve woonexperimenten gewerkt. Geslaagd of niet, de experimenten resulteerden altijd in lessen en resultaten voor innovatie in de woningbouw.
Hoe moet het Woningbouwatelier zich nu verder ontwikkelen? Wat zijn de thema’s waar het atelier zich op zou moeten richten, en is experimenteren nog wel van toegevoegde waarde? Hierover ging het atelier in gesprek met rijksbouwmeester Floris Alkemade en hoogleraar Maarten Hajer, zoals te lezen in het jubileummagazine Vijf Jaar Woningbouwatelier, dat recentelijk verscheen.
‘We zijn de afgelopen jaren echt anders gaan leven. Er vinden grote verschuivingen plaats tussen groepen in de samenleving. Zo is het aantal eenpersoonshuishoudens flink gegroeid’, vertelt Alkemade. ‘Maar tegelijkertijd ontstaat de helft van het woningentekort door de instroom van buitenlandse immigranten, met name kennis- en arbeidsmigranten. Door te experimenten met andere typen woningen, vinden we aansluiting op deze veranderende behoeften.’
Ook benoemt Alkemade het belang van het inhaken op andere maatschappelijk opgaven, zoals het van het gas halen van woningen, of circulariteit. ‘Maar kijk ook naar de groeiende eenzaamheid. Eén op de tien volwassenen geeft aan zich echt eenzaam te voelen. Vanwege corona is dat aantal alleen maar gegroeid, tot drie op de tien mensen. Hoe maken we wijken en huizen op zo’n manier dat er meer informele ontmoetingen zijn zodat mensen minder eenzaam zijn?’
Hoogleraar Maarten Hajer sluit zich hierbij aan, maar voegt ook toe: ‘De woningbouwagenda van één miljoen huizen voor 2030 is te smal. Je kan ook zeggen: we hebben duizend goede buurten nodig. Zo geformuleerd gaat het erom wat een goede wijk is. Dat zou de focus kunnen zijn van een atelier’. Hajer benadrukt ook dat er in bestaande wijken nog een zee aan ruimte is, mits men anders omgaat met autoverkeer en parkeerplekken. ‘Gaan ze bouwen in hout, en gaan ze anders denken over de verhouding tussen private en publieke ruimte dan lukt het innoveren beter. Experimenten zoals die van het Woningbouwatelier zijn nodig om anderen te overtuigen dat de wereld er anders uit kan zien.’