In het rapport presenteert het PBL een overzicht van de relevantste grondstoffen en productgroepen voor een circulaire economie. Daarnaast formuleert het planbureau vervolgstappen voor een nadere invulling van beleid. Het rapport werd opgesteld in samenwerking met het CBS, het Centrum voor Milieuwetenschapen, het RIVM, Rijkswaterstaat en TNO, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Nederland heeft zichzelf als doel gesteld om het grondstoffenverbruik per 2030 te halveren. In 2050 moet de economie volledig circulair zijn. Voor het halen van die doelen zijn twee dingen nodig, meent het PBL. Allereerst moeten we concrete doelen over grondstoffengebruik formuleren. Daarnaast moeten we de negatieve effecten van grondstoffenverbruik tegengaan. Denk daarbij aan klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en lucht-, water- en bodemvervuiling.

Het planbureau doet vijf aanbevelingen, om verdere politieke, maatschappelijke en beleidsmatige discussies over te stimuleren: (1) Focus voor effectdoelen vooral op productgroepen. (2). Stel ten minste effectdoelen voor klimaat, biodiversiteit, vervuiling en leveringsrisico’s. (3). Bouw bestaande doelen uit tot een set van doelen voor circulair grondstoffengebruik. (4). Gebruik prestatiedoelen om te sturen op de weg richting een circulaire economie. (5). Neem ruimte voor leren en richt het veranderproces flexibel in.

Uitvoeringsagenda ontbreekt

Cees-Jan Pen, lector aan de Fontys Hogescholen, noemt het rapport een gemiste kans. Volgens hem is het PBL niet concreet genoeg en vermijdt het planbureau politieke keuzes. ‘Waar is de uitvoeringsagenda?’, vraagt hij zich af. ‘Zo schiet het niet op. De transitie naar een circulaire economie gaat te traag.’

Wat het PBL volgens Pen had moeten doen, is politieke keuzes aanbevelen. ‘Het rapport laat de heilige huisjes intact’, vertelt hij. ‘Misschien moeten we heffingen op grondstoffen zetten. Tussen neus en lippen door lees je wat en wel en niet goed is, maar op het moment dat ze het hard moeten maken doen ze het niet.’

Een addendum zou daarom op zijn plaats zijn, aldus Pen. ‘Er is al heel veel kennis. Bijvoorbeeld over urban mining. Het wordt tijd dat we versnellingskeuzes gaan maken.’

Het PBL weerlegt de kritiek van Pen. Frank Dietz, betrokken bij het opstellen van het rapport: ‘Het is gevaarlijk om het beleid al in een vroeg stadium dicht te timmeren. De ontwikkeling van kennis over een circulaire economie staat nog in de kinderschoenen. Flexibiliteit is daarom belangrijk, voor als nieuwe inzichten zich voordoen.’