1. Islamic Empires – Fifteen Cities that Define a Civilization door Justin Marozzi

De geschiedenis van de islam is onlosmakelijk verbonden met steden, en de geschiedenis van deze steden is onlosmakelijke verbonden met de islam. Aan de hand van vijftien steden beschrijft Marozzi vijftien eeuwen geschiedenis van het jongste abrahamitische geloof. Want, in de woorden van Marozzi: ‘Civilization is an urban phenomenon, and nobody did cities quite like the Muslims.’

Mekka, Damascus, Bagdad, Cordoba, Jeruzalem, Cairo, Fez, Samarkand, Constantinopel, Kabul, Isfahan, Tripoli, Beirut, Dubai en Doha komen in het boek aan bod. Met zwaard en met schrift bouwden de Arabieren rijken die hun gelijken niet kenden in meer noordelijke streken. Soms in harmonie met joden en christenen, soms verwikkeld in bloederige strijd. Tolerantie en tirannie wisselden elkaar af.

Het boek is niet zonder problemen. De selectie van de vijftien steden is vrij arbitrair. Want waarom worden moderne moslimmiljoenensteden als Jakarta en Karachi niet behandeld? En ondanks zijn grote bekendheid met de Arabische wereld blijft Marozzi een vrij westers perspectief hanteren. Waren het Midden-Oosten en Noord-Afrika maar meer zoals in vervlogen tijden, lees je tussen de regels door. Daarbij gaat de auteur voorbij aan wat de moderne islamitische wereld te bieden heeft. Bovendien worden de opkomst en ondergang van de grootse Arabische steden en rijken veelal beschreven als het product van interne dynamieken, terwijl je, zeker in meer recente eeuwen, de (destructieve) rol van West-Europeanen niet moet onderkennen.

Tegelijkertijd biedt het boek waardevolle inzichten in een wereld die wellicht wat onbekend is voor de westers geschoolde stadsmaker. Toen Parijs en Londen in de 10e eeuw nog armzalige moddersteden waren met 20 duizend inwoners, leefden in Bagdad bijna 900 duizend mensen. Ook toen al leek Glaesers dichtheidscredo van kracht: de grootse Moslimsteden waren steevast toonaangevende centra voor kunst, wetenschap en handel. Over Bagdad schreef de 10e-eeuwse geograaf Al Muqadassi: ‘From it comes everything worthy of consideration, and every elegance is drawn towards it. All hearts belong to it, all wars are against it and every hand is raised to defend it.’ Een beschrijving waar menig stadsaficionado van zal kwijlen.

2. Down and Out in Paris and London door George Orwell

Deels roman, deels autobiografisch, deels essay. George Orwell beschrijft hoe hij na zijn schooltijd aan het prestigieuze Eton in armoede leefde in Parijs en London, geïnspireerd door andere schrijvers. In Parijs als plongeur, onderdeurtje in hotelkeukens, continu op het randje van uithongering en neerstorten van vermoeidheid. Vervolgens in Londen als landloper, zwerver, dakloze. Trekkend van spike naar spike, opvanghuizen waar je per maand éénmaal mag verblijven en die qua sfeer en regime niet onder doen voor gevangenissen.

Down and out was het debuut van Orwell, die je kent van de klassiekers 1984 en Animal Farm. Interessant is dat hij, kostschooljongen, in dit eerste boek enerzijds de ‘romantiek’ in armoede opzoekt, en anderzijds rake analyses van de klassenmaatschappij deelt. Het werk verscheen in begin jaren ‘30 van de vorige eeuw, maar nu het aantal dakloze mensen in Nederland toeneemt, stigmatisering aan de orde van de dag is en armoede voor steeds meer gezinnen dreigt, zijn Orwells inzichten nog steeds relevant.

Hij schrijft bijvoorbeeld: 'The mass of the rich and the poor are differentiated by their incomes and nothing else, and the average millionaire is only the average dishwasher dressed in a new suit. Change places, and handy dandy, which is the justice, which is the thief? Everyone who has mixed on equal terms with the poor knows this quite well. But the trouble is that intelligent, cultivated people, the very people who might be expected to have liberal opinions, never do mix with the poor. For what do the majority of educated people know about poverty?'

Bovendien biedt Down and Out een prachtig inzicht in twee uiteenlopende wereldsteden van een eeuw geleden. Lezenswaardig dus om meerdere redenen.

3. De Antistad door Maurice Hermans en 4. Het Geluk van Limburg door Marcia Luyten

Een gedeelde plaats voor deze twee boeken, die beide over de voormalige Oostelijke Mijnstreek in Limburg gaan. Zeer relevant, nu de Nederlandse grensregio’s en hun uitdagingen weer meer aandacht vanuit het Rijk genieten.

Beide boeken bieden op hun eigen manier inzicht in de rijke geschiedenis van het gebied en in hoe het er nu aan toe gaat. Jarenlang waren de mijnen er dominant. Statige namen hadden ze. Wilhelmina, Emma en Hendrik, Oranje-Nassau I, II, III en IV. Hun oude mijnschachten staken fier uit de grond. Via deze stalen torens werden kolen naar boven gedragen, dag in dag uit, kilo’s en tonnen, door generatie na generatie, vaders en zonen, broers en ooms, iedereen werkte in de tunnels onder de grond, soms meer dan een kilometer diep.

Luyten beschrijft meeslepend hoe het leven in de mijnstreek er aan toe ging. Het draaide om twee dingen: de mijn en de kerk, en mijneigenaren werkten slim samen met de geestelijkheid om de mijnwerkers ver van het socialisme te houden. Dat lukte redelijk, des te meer omdat het werk in de mijnen een goed inkomen en zekerheid bood. Heerlen was de bontjassenhoofdstad van Nederland.

Nu is de tijd van de mijnen echt voorbij. Het Rijk sloot ze één voor één, Oranje Nassau I was op oudejaarsdag 1974 als laatste aan de beurt. Met het sluiten van de mijnen verdween de welvaart. Heerlen verwerd van bontjassenhoofdstad tot heroïnehoofstad, want de vestiging van Vietnamveteranen op een nieuwe nabijgelegen NAVO-basis en een socio-economisch kwetsbare bevolking bleek een giftige combinatie. Het Rijk probeerde het tij nog te keren door instituten als het CBS en ABP naar de regio te verhuizen, maar tevergeefs. Een voormalig mijnwerker heeft immers weinig aan banen voor statistici. De heroïne-epidemie is inmiddels wel bezworen, maar nog steeds hebben de bewoners van Parkstad het niet altijd even makkelijk. Intergenerationele armoede speelt hen parten, de gemiddelde gezondheid ligt er laag, opleidingsniveau en arbeidsparticipatie zijn lager dan in de Randstad. In meerdere wijken, zoals Heerlen-Noord in Heerlen en Rolduckerveld in Kerkrade, staat de leefbaarheid behoorlijk onder druk.

Met Antistad legt Hermans bloot hoe je als krimpstad met zulke uitdagingen omgaat. Krimp is anders, maar niet minder, schrijft hij. Aan de hand van internationale voorbeelden als Detroit, Essen en Scranton analyseert Hermans ‘kleingroeien’. We kunnen er volgens hem namelijk niet meer omheen: Nederland is een verzameling ‘eilandjes van groei en krimp.’

5. Atlantis: A Journey in Search of Beauty, door Carlo en Renzo Piano

Stadsarchitect Renzo Piano en zijn zoon Carlo, journalist, zeilen samen door de Middelandse Zee en gaan op zoek naar de perfecte stad voor de perfecte samenleving. Het boek is deels reisverslag, deels optekening van grappige, diepgaande, schurende en vermakelijke gesprekken tussen vader en zoon. Ze bespreken wat het is om te reizen, wat ‘ruimte’ eigenlijk betekent en de rol van ‘vorm’, en natuurlijk veel architectuur.

Tekenend is een herinnering van Carlo over zandkastelen bouwen met zijn vader. Want voor Renzo is dat niet zomaar een beetje klooien in het zand, het is een serieuze onderneming. Hij heeft er een hele filosofie en designgids voor. Allereerst moet je je van vader Piano beseffen dat een zandkasteel bouwen een uitermate zinloze exercitie is. Wat je ook doet, de zee zal je kasteel opslokken. Daarom vergt het bouwen van een goed kasteel minimaal een uur studie van de golven en de zee. ‘Study the waves, then decide where to position your castle – too low on the shoreline and the sea will immediately destroy it, too high and you have no waves to flirt with.’ Na het vinden van de perfecte plek voor je kasteel, moet je een gracht van 30 centimeter diep en 45 centimeter breed graven. Het zand dat je opgraaft gebruik je voor een kasteel van ongeveer 60 centimeter hoog, in de vorm van een kleine berg met een hoek van 45 graden. Vervolgens moet je je gracht openstellen voor de zee, met een kleine ingang.

‘The magic moment is when the waves come and the ditch becomes a moat. If the castle is in a good position, you can watch the water ebbing and flowing for 10 or 15 minutes. To capture the image in your memory quickly, close your eyes when the water comes in. Then put a little flag or anything else you can find on the sandcastle, just to make it visible to people running on the beach. Go home and don’t look back.’

Voor de lezers met kinderen of lezers die gewoon zelf aan de slag willen met een zandkasteel: probeer het eens uit op deze manier. Of het bouwen leuker wordt valt te betwijfelen, maar het biedt wel inzicht in het brein van een van ’s werelds meest spraakmakende architecten.