Deze vrijstelling steunt op de gedachte dat bouwactiviteiten slechts een beperkte bijdrage leveren aan de stikstofdepositie (circa 1,3 procent), de activiteiten steeds op andere locaties plaatsvinden en dat ze tijdelijk van aard zijn. De vrijstelling geldt niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase of voor andere emissies dan stikstof of bijvoorbeeld bedreigde diersoorten. Daarin verandert niets met deze wet.
Voor projecten waarvoor toch al geen natuurvergunning nodig is in de gebruiksfase - bijvoorbeeld omdat met intern salderen de deposities tot nagenoeg nihil kunnen worden gereduceerd – is het voordeel het grootst. Waar voorheen voor de bouwfase nog wel een natuurvergunning nodig was komt die nu te vervallen. Zo kan het hele bouwtraject, tot en met de oplevering en ingebruikneming zonder natuurvergunning worden doorlopen. Dat brengt een aanzienlijk besparing met zich mee, in termen van tijd, geld en menskracht.
Er geldt wel een verplichting om bij de bouwwerkzaamheden de uitstoot van stikstof te beperken
De vrijstelling mag dan ruim geformuleerd zijn, er geldt wel een verplichting om bij de bouwwerkzaamheden de uitstoot van stikstof te beperken. Deze verplichting geldt voor bouw- en sloopwerkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning of een melding nodig is. Hiermee beoogt de wetgever dat de aannemer of uitvoerder de gebruikte machines en transfort (eerder) vervangt door alternatieven die de uitstoot reduceren.
Het bevoegd gezag moet vóór het uitvoeren van de werkzaamheden door initiatiefnemers geïnformeerd worden over de invulling van de verplichting.
Over deze voorgeschreven ‘beperking’ van de stikstofuitstoot bij de bouwwerkzaamheden rijzen veel vragen vanuit de praktijk. Wat houdt die beperking in? Zijn er normen? Kunnen de gemeenten eisen stellen in de omgevingsvergunning? En wordt zo de wettelijke vrijstelling dan toch weer niet ondergraven met extra eisen?
Wij moeten hier onderscheid maken tussen de situatie voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 juli 2022 en de periode daarna. Op grond van de Omgevingswet kunnen bepaalde inhoudelijke eisen gaan gelden voor de stikstofuitstoot bij bouwwerkzaamheden. Onder het huidige wettelijke regime - dus het komende jaar - kan dat nog niet.
Bovendien verwijst de wetgever in dit verband naar het nationale programma (routekaart in het moderne jargon) Schoon en Emissieloos Bouwen. Dit gaat overigens niet alleen over de uitstoot van stikstof, maar ook voor de reductie van CO2 en fijnstof. Hiervoor heeft de Rijksoverheid een bedrag van € 500 miljoen uitgetrokken voor de komende 10 jaar. En nog een budgetreservering van € 500 miljoen voor aanvullende maatregelen. Waanzinnig veel geld voor de reductie van uiterst geringe emissies, maar dit terzijde.
Het is dus uitdrukkelijk niet zo dat speciale bouwmaatregelen de stikstofuitstoot van het project een-op-een moeten compenseren. De reductielijn loopt via het nationale spoor.
‘De rechter zal deze voldongen feiten niet terugdraaien. Profiteer ervan, zolang het kan’
Een verstandige gemeente neemt de meegezonden informatie over het in te zetten bouwmaterieel voor kennisgeving aan. Voor deze benadering pleiten vier argumenten:
- de geringe omvang van de emissies;
- de keuze van de wetgever om het nationale spoor te laten prevaleren;
- gemeenten en omgevingsdiensten hebben een structureel personeelstekort; dan is de focus op hoofdzaken en niet op details volkomen logisch (zou je denken…);
- de gemeente kan op grond van de huidige wet eigenlijk nauwelijks ingrijpen; het is geen basis om de omgevingsvergunning te weigeren en dan blijven eigenlijk alleen procedureel vertragen en - in het uiterste geval - ‘handhaving’ door stil leggen van de werkzaamheden over.
Deze nieuwe wet betekent niet het slotakkoord van de stikstofstory. Verschillende (juridische) experts twijfelen aan de juridische houdbaarheid van Wet stikstofreductie en natuurverbetering en in het bijzonder van de besproken vrijstelling. Het zou te veel trekjes hebben van de onfortuinlijke PAS: geen gegarandeerde en tijdige reductie van de stikstofdeposities in overbelaste Natura 2000-gebieden en wel zwaardere belasting van die gebieden, hoe gering ook, als gevolg van die vrijstelling.
De vrijstelling zal zonder twijfel worden aangevochten door milieuorganisaties. Voordat de Raad van State uitspraak doet over deze in te stellen beroepen, zijn we minimaal een jaar verder. Tot die tijd kan sowieso van de vrijstelling gebruik worden gemaakt. Anders dan bij plannen en verleende vergunningen gaan bouwprojecten gepaard met forse investeringen. De rechter zal deze voldongen feiten niet terugdraaien. Profiteer ervan, zolang het kan.
Dat ligt anders bij opstellen van nieuwe bestemmingsplannen. Daar verdient serieus overweging om geen rekening te houden met de vrijstelling en op safe te spelen, dat wil zeggen: het wettelijk regiem van voor 1 juli te hanteren. Want alsde vrijstelling juridisch door het ijs zakt, zit je met een kersvers bestemmingplan zonder bouwtitel. Dan ben je nog verder van huis.