De wil om te innoveren in de Nederlandse bouw gaat al terug tot de jaren zestig, toen kritiek ontstond op de eenvormigheid van de oorlogswederopbouw. Met het programma Experimentele Woningbouw (1968-1980) en de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (1989-2012) als opvolger, nam het rijk zelf het initiatief om de bestaande bouwpraktijk een impuls te geven. De professionals die werkten aan de nieuwe stad Almere kwamen uit deze kritische beweging voort en zetten hier de hang naar nieuwe vooruitstrevende vormen van bouwen en ontwikkelen door. Een traditie van praktijkexperimenten die de bouwproductie moesten vernieuwen was geboren.

Naast enkele algemene kernwaarden voor het wonen en de architectuur in de jonge stad, ontstonden hier begin jaren tachtig de prijsvragen ‘Ongewoon Wonen’ en ‘Tijdelijk Wonen’ van het comité De Fantasie: een initiatief van onder meer professionals die aan de bouw van de stad werkten en met lede ogen aanzagen dat in Almere vooral rijtjeshuizen verrezen. Met hun prijsvragen wilden zij bevorderen dat mensen hun bouwfantasie de vrije loop lieten. De winnaars, niet uitsluitend architecten, konden hun ontwerp als tijdelijke bouwwerken op een gratis kavel realiseren. Dit leverde de stad uiteindelijk de eerste twee experimentele wijkjes op.

In de jaren negentig kregen woningbouwexperimenten een opschaling tot grotere delen van Almere. Zo organiseerde de stad ‘buitenexposities’ in samenwerking met de BouwRai, waarbij nieuwe wijken plekken kregen aangewezen voor experimentele bouw, en architecten werden uitgedaagd om met grensverleggende ontwerpen voor woningbouw te komen. Experiment-woningen kregen een plek in de Muziekwijk, Filmwijk, Regenboogbuurt en de Eilandenbuurt, waar ze als buitenexpositie door een vakinhoudelijk publiek en andere belangstellenden bezocht konden worden.

In 2006, ruim twintig jaar na de eerste prijsvraag, organiseerde het comité De Fantasie samen met architectuurcentrum CASLa de prijsvraag ‘De Eenvoud’. Gesteund door de net aangetreden wethouder en oud-directeur van het Nederlands Architectuurinstituut Adri Duivesteijn stelde Almere opnieuw een locatie beschikbaar – nu weliswaar tegen een grondprijs – om de ontwerpen te realiseren. Hiermee was Almere niet alleen een experimenteel wijkje rijker. Hier werd de basis gelegd voor een nieuwe toekomst van de stad. Zo koos Duivesteijn voor grootschalige inzet op zelfbouw en verankerde hij de experimentele traditie in de ‘Almere Principes’: zeven richtlijnen voor de verdere ontwikkeling van Almere, en afspraken daarover met het rijk en de provincie.

Almere 2.0 en start Woningbouwatelier

Met het groeiende jonge Almere en de ‘Almere Principes’ van Duivestein ontstond in 2013 zo de basis voor Oosterwold - een woongebied met veel ruimte voor particuliere initiatieven - en ‘Almere 2.0’: een investeringssamenwerking van gemeente Almere, provincie Flevoland en het Rijk. Met Almere 2.0 moet groei worden gegeven aan een gezond Almere, en tegelijkertijd een basis om te experimenteren met woningbouw. De stad is hiermee nog altijd maakbaar, maar wel op een fundamenteel andere manier dan in de vorige eeuw het geval was. Niet meer top down, maar bottom up. Het maakproces verloopt voortaan langs de lijn van initiatieven uit de samenleving. Dit kunnen ideeën zijn van de mensen zelf, maar ook plannen van beleggers of corporaties. 

Niet meer top down, maar bottom up

Niet lang na de samenwerking tussen Rijk en Almere ziet het Woningbouwatelier het levenslicht, als samenwerkingsverband van het ministerie van Binnenlandse Zaken, het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Almere. Het atelier moet een platform bieden waar partijen en overheden praktische innovaties kunnen uittesten waarvan de inzichten landelijk toepasbaar zijn. Na vijf jaar mag het atelier, met innovaties als WikiHouse en de BouwEXPO Tiny Housing, al een rijke lijst aan uitvoeringen op haar naam schrijven.

Groeispurt Almere

Inmiddels staat Almere in de derde versnelling. Na minder dan een halve eeuw kent de stad meer dan 200.000 inwoners. Vorig jaar groeide de bevolking hier het hardst van alle gemeenten, en naar verwachting zal de stad van plaats acht naar vijf stijgen in de rij van grootste Nederlandse steden. Een belangrijke groeifactor hiervoor is de noordelijke ligging tot de Randstad. Tienduizenden mensen wonen in Almere, maar reizen en werken in Amsterdam of Utrecht. Infrastructurele operaties die momenteel nog op tafel liggen, zoals de IJmeerverbinding, de verbreding van de A27 of de Lelylijn, kunnen deze woonwerkverbinding flink gaan versterken.