Dit interview staat in ROm 4, april 2021. ROm is het maandelijkse vakmagazine voor de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren. Neem een thuisabonnement.

Met de Ruimtelijke Strategie Utrecht (RSU) 2040 schudt de Domstad alle bescheidenheid af. Utrecht wordt de derde Nederlandse metropoolregio. Voor het jaar 2040 komen er alleen al in de stad 100.000 inwoners, 60.000 woningen en 70.000 banen bij en gaat er een schaalsprong in het openbaarvervoersnetwerk plaatsvinden.

Opvallend is de integrale benadering: alles moet in één keer tegelijk. Dat maakt het complex. ‘Nee, het ís complex’, corrigeert en benadrukt Verschuure. De D66-er is in de Domstad wethouder voor ruimtelijke ontwikkeling, economische zaken en circulaire economie.

‘De Ruimtelijke Strategie 2030, die er lag, paste niet meer bij de uitdagingen en de ambities. We wilden hem verlengen, verbreden – dus met niet alleen meer de focus op prioritaire gebieden, maar voor heel de stad - én verdiepen. Een ouderwetse ruimtelijke visie gebaseerd op hoofdfuncties als wonen, werken, verkeer is niet meer van deze tijd. Als je kwalitatief wilt groeien, moet het meteen goed zijn en moet je groen en blauw mee ontwikkelen. Welke ruimtelijke opgaven heb je dan, meewegend dat je principes hanteert als geen dak onbenut, zoveel mogelijk dubbel ruimtegebruik, groen, natuurinclusief, circulair tenzij? Meervoudig ruimtegebruik, waarachtig integrale stedenbouw. Ik vind het gedurfd, tegelijkertijd een hele verstandige manier om met stadsontwikkeling om te gaan.’

‘We willen ook een gezonde en leefbare stad zijn’

‘Tijdens een werkbezoek aan Oslo en het getransformeerde havengebied daar met Bjørvika Barcode van Winy Maas kwamen we op de metafoor van een barcode. De stad als veelkleurig en samenhangend geheel. Wat wij met Utrecht gaan doen is niets anders dan een nieuwe standaard vaststellen voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het concept van de tienminutenstad vraagt voor iedereen om stedelijke voorzieningen ‘om de hoek’. Niet alles is meer alleen op de binnenstad gericht. Daar ga je af en toe heen, maar je gaat in de omgeving naar je werk, de winkels, de bioscoop, de sportclub en naar het restaurant en het terras. Om dat te realiseren voor de toekomstige én de huidige inwoners van de stad, zie ik als de grote uitdaging.’

Om aan de burgers te laten zien dat leven in de stad niet alleen gaat over wonen, hanteren beleidsmakers en het stadsbestuur de metafoor van de barcode. Een stukje fietspad, voetpad, weg, park, sportveld, winkel, kabel, school, theater enzovoort. Als je al die stukjes naast elkaar zou zetten, lijkt het net een barcode.
 

De woningbouw springt er uit. 60-70.000 woningen erbij in de stad, hoe hard is de plancapaciteit daarvoor en blijft er nog wel ruimte voor werken?
‘Die plancapaciteit is hard. Er zit al aardig wat in het planproces. De grootste woningbouwlocaties liggen langs de Merwedekanaalzone, de A12 zone en bij het nieuw te ontwikkelen ov-knoop rond station Lunetten-Koningsweg. Daarnaast hebben we kleinere locaties als Groenewoud (aan de overkant van het Amsterdam-Rijnkanaal naast de kantorenlocatie Papendorp, red) en Leeuwesteyn en de laatste fasen van Leidsche Rijn Centrum, Utrecht Science Park en Rijnsweerd. Dan komen we al op 40-45.000 nieuwe woningen. Verder hebben we nog plekken die we kunnen invullen in de bestaande stad.

Het zwaartepunt van de nieuwe verstedelijking zit aan de zuid- en westkant van de stad. Dat kan niet anders omdat we aan de oost- en noordkant van de stad te maken hebben met kwetsbare, beschermde natuur en het erfgoed met Unesco-status van de Hollandse Waterlinie.’

Ik mis de noordwestpunt, industriegebied Lage Weide, waarvan het deel het dichtst tegen de stad aan allesbehalve een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijven is.
‘Het Vierde Kwadrant van Leidsche Rijn Centrum noemen we de zuidelijke punt van dat bedrijvengebied. Daar willen we primair ruimte houden voor werken en kantoren. Vergis je niet. We rekenen op 70.000 extra arbeidsplaatsen in en rond de stad. Lage Weide is vanwege de ontsluiting aan de A2 en nabijheid van de stad een zeer gewilde locatie voor bedrijven. We hebben ook te maken met de milieucontouren van bedrijven die iets verder weg zitten. Je kunt Lage Weide helemaal transformeren naar woongebied en verder verdichten, zeker. Maar we hebben daar alleen al 20.000 arbeidsplaatsen, veelal op mbo-niveau.

Die hebben we als stad nodig. Als die bedrijvigheid hier verdwijnt, zijn we die als stad ook echt kwijt. Bovendien ben ik er als wethouder voor circulaire economie van overtuigd dat we daarvoor ruimte moeten reserveren. Er zitten daar forse bedrijven die grondstoffen recyclen. Daar gaan we niet aankomen. Je ziet dat overal in de regio bedrijventerreinen worden getransformeerd tot woongebieden. Daarom moeten we met Lage Weide heel zuinig omgaan.’
 

Tekst gaat door onder afbeelding

Visiekaart Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040
 

Er staan nog veel bedrijven in de gebieden die u noemt. Die moeten worden uitgekocht. Hoe denkt u dat in 10-20 jaar voor elkaar te krijgen?
‘We hebben zelf al grond in bezit op een aantal strategische locaties, en met de andere grondeigenaren, waaronder de ontwikkelaars, werken we samen aan de plannen. En we kiezen niet uitsluitend voor woningbouw. Ons uitgangspunt is: voor elke extra inwoner één extra baan. Dat betekent dat we niet mee inzetten op het transformeren van kantoren naar woningen. Dat hoeft ook niet.

We mogen ons gelukkig prijzen met heel weinig kantorenleegstand. We hebben van de provincie toestemming gekregen om te kunnen schuiven. Om op de ene plek in de Merwedekanaalzone ruimte voor wonen te krijgen, mogen we op andere plekken uitbreiden. Bovendien denken we voor werklocaties het ruimtegebruik te kunnen intensiveren. In het coronapakket hebben we geld vrijgemaakt om mee te investeren in wat de Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht gaat doen aan intensiever ruimtegebruik.’

‘De infrastructuur van een kleine provinciestad past ons niet meer’

Om de stedelijke verdichting mogelijk te maken is een schaalsprong in het Utrechtse ov-netwerk nodig. Daarvoor klop je aan bij het Rijk. Maar met grootschalige ingrepen in de infrastructuur zijn we zo twintig jaar verder. Hoe realistisch is het tijdpad voor de woningbouw tot 2030 en 2040 dan nog?
‘We hebben nu al een acuut mobiliteitsprobleem in deze stad. Op gewone dagen, vóór de coronacrisis, staat het in de spits aan alle kanten vast. We zijn fietsstad nummer 1 in Nederland en Europa, maar kampen ook als eerste met fietsfiles. Vooral bij het station zit de afwikkeling van ov-passagiers en fietsers aan z’n taks. Daarom is de ov-schaalsprong nodig. Daar speelt de opwaardering van station Utrecht Lunetten tot dubbelstation Lunetten-Koningweg met intercity-status een cruciale rol bij. Daarmee halen we een deel van de druk weg op Utrecht Centraal Station. NS is er gematigd positief over, en voor ons biedt het de kans om rond die ov-knoop te verstedelijken. De hele taartpunt daar is gemeentegrond.

Voor de transformatie en verdichting in de autoluwe Merwedekanaalzone hebben we een extra lightrailverbinding nodig naar kantorenlocatie Westraven met Rijkswaterstaat: de Merwedelijn. Die verbinden we door een tweede nieuw aan te leggen traject, de Waterlinielijn, via knooppunt Lunetten-Koningsweg met de tramlijn naar Utrecht Science Park. Zo maken we de ov-ring aan de zuidkant compleet.

De financiële paragraaf bij de visie bedraagt zo’n 7,1 miljard euro, waarvoor we een deel een rijksbijdrage vragen uit het Groeifonds. Gaan we later Rijnenburg ontwikkelen, dan is er nog meer nodig. We hebben de infrastructuur van een kleine provinciestad, die ons niet meer past. Rotterdam kreeg een metro toen ze 400.000 inwoners hadden. Het wordt tijd dat wij een vergelijkbaar mobiliteitsnetwerk gaan krijgen.’

De druk op de stad en met name de Utrechtse woningmarkt is enorm. Voor velen is wonen in de stad al onbetaalbaar. En toch willen jullie een inclusieve stad zijn. Heb je dan ruimtelijk gezien geen ‘ventiel’ nodig, zoals Rijnenburg, waar je betaalbare woningen kunt realiseren?
‘We willen inderdaad graag die inclusieve stad zijn waar in iedereen, met welke portemonnee dan ook terecht zou moeten kunnen. Uit onderzoek blijkt steeds weer dat Utrecht de meest aantrekkelijke Nederlandse stad is om te wonen. Daarmee staat de betaalbaarheid per definitie onder druk. Maar in verhouding met de andere G4-steden heeft Utrecht nog veel grondgebonden woningen. Er is dus ruimte voor en zeker vraag naar kleinere woningen in gestapelde vorm.

Naast starters en studenten denken we daarbij aan senioren, die graag in de stad willen blijven wonen, een groot huis hebben en best met een appartement genoegen willen nemen. Als ze maar dicht bij de cultuur en de horeca zitten, en lekker kunnen wandelen in hun buurt. Dus gaan we voor die doelgroep compactere, maar wel luxe appartementen bouwen. Juist daarmee kunnen we de doorstroming stimuleren.

We vergeten ook zeker de grondgebonden woningen voor gezinnen niet. Onze Woonvisie gaat uit van de verhouding 35 procent sociaal, 25 procent middensegment en 40 procent vrije sector. Daar houden we aan vast. Om de betaalbare koop te faciliteren zijn we bezig met scherpere regelgeving als zelfbewoningsplicht en anti-speculatiebeding. Het allerbelangrijkste instrument om de prijzen op den duur te drukken is bijbouwen.

Ik ben niet principieel tegen Rijnenburg of andere geschikte locaties buiten de rode contour, maar in onze fasering is het logischer om ons eerst op de bestaande stad te richten.’