In de notitie ‘Wonen na de verkiezingen’ presenteert het PBL drie oplossingsrichtingen: (1) Faciliteer decentrale woningbouw, (2) Stimuleer de bouwsector verstandig en (3) Blijf de woningmarkt verduurzamen en hervormen. Vooral die eerste oplossingsrichting is opmerkelijk. De afgelopen jaren was er een steeds sterkere roep om meer nationale sturing over de woningmarkt en de ruimtelijke ordening, met een vernieuwd ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Het PBL ziet er geen heil in. Frans Schilder, onderzoeker woningmarkt: ‘Wat kan een minister van VROM wat een minister van BZK niet kan? Qua instrumenten hebben beide ministers dezelfde mogelijkheden. In een analyse die we hebben gedaan na de verkiezingsprogramma’s blijkt dat die instrumenten bij een vorig ministerie van VROM niet extra werden benut. We hoeven dus niet te verwachten dat de woningbouw met dit ministerie ineens versneld wordt.’
‘Wel kan een minister zorgen voor meer samenhang in het ruimtelijk beleid. Tegelijkertijd zijn er zoveel ministeries met beleid dat ruimtelijke impact heeft, dat je je kunt afvragen of het niet waardevoller is als alle ministeries de ruimtelijke impact van hun beleid doordenken?’
Decentrale woningbouw faciliteren is dus het devies. Zeker omdat andere functies met ruimteclaims, zoals natuur, economie en energie zich ook regionaal manifesteren. En volgens Schilder blijft de uitvoering van woningbouw toch altijd een regionaal gegeven. Dus waarom dan focussen op Den Haag? Enige waarde van centrale sturing kan volgens het PBL wel waarde hebben, bijvoorbeeld als aanjager van een gesprek tussen belanghebbenden of door kennis en middelen te delen. ‘Bij de Woondeal zie je dat het Rijk aanschuift met kennis en kunde.’
Schilder: ‘Ik denk dat gemeenten en provincies het beste kunnen inschatten waar de woningen moeten komen. Of er verdicht moet worden of toch een nieuwe wijk gebouwd moet worden. Rijnenburg in Utrecht is daar een mooi voorbeeld van. Centrale planning past gewoon niet bij Nederland.’
Toekomst in innovatie
Met de tweede oplossing, het verstandig stimuleren van de bouwsector, doelt het PBL op inzetten op educatie en innovatie. Niet op onvoorzichtige geldstimulansen. In de notitie lezen we: ‘Anders stijgen de woningprijzen zonder dat er extra woningen komen. Educatie en innovatie stimuleren kan leiden tot productiestijging op de langere termijn, maar pas op de langere termijn.’
Daarmee valt deze oplossing samen met de laatste, het hervormen en verduurzamen van de woningmarkt. Schilder: ‘Innovatie is de kansrijkste optie. We moeten meer produceren met dezelfde mensen, want opleiden kost gewoon tijd. In de bouwsector is er veel innovatie. Denk aan de fabriekswoningen. Als we daarin versnellen, is er op de kortere termijn iets meer mogelijk.’
Voor de kortere termijn zijn ook flexwoningen een uitkomst om het woningtekort op te lossen. ‘Die kunnen echt de woningdruk tijdelijk verdichten. Ik zeg dan wel tijdelijk, want het is niet de bedoeling dat de rest van de bouw dan kannabaliseert en er tijd verloren gaat voor vaste nieuwbouw.’
Leefbaarheid
Een valkuil voor de woningmarkt is het vergeten van de leefbaarheid, concludeert het PBL. De woningnood is hoog, maar dit mag nooit ten kosten gaan van de leefbaarheid. En andere opgaven mogen nooit worden vergeten.
‘Het is zeker geen oproep om primair binnenstedelijk te bouwen’, eindigt Schilder. ‘Maar soms krijg je wel eens het gevoel dat het alle ballen op de woningmarkt is, terwijl het beste voor een gebied soms niet woningbouw is. Misschien is dat wel duurzame energie opwekken. Je wilt uiteindelijk toewerken naar de best mogelijke leefomgeving.’