Uit het onderzoek, dat is gedaan aan de hand van beschikbare plannen en onderzoeken en via interviews met experts, komt naar voren dat er geen technologische ontwikkelingen mogen worden uitgesloten. Het advies is dus dat er gestart moet worden met alle belangrijke opties: elektrificatie, blauwe en groene waterstof, geothermie, CO2-opslag en hergebruik (CCS en CCU), biomassatoepassingen en plasticrecycling. Wel kunnen verschillende oplossingen met elkaar gaan botsen.

Dit is te zien bij een oplossing waar de ogen op zijn gericht; de afvang en opslag van CO2 (CCS).  Een aantal CCS-projecten ligt op koers om over enkele jaren gerealiseerd te zijn. CCS kan in Rotterdam door de relatief lage kosten en groot potentieel op langere termijn de opschaling van meer duurzame technologische richtingen echter vertragen.

Het is volgens het PBL namelijk onduidelijk welke rol CCS op lange termijn in Rotterdam moet krijgen en hoe lang het nodig is om fossiel energiegebruik voort te zetten en de CO2 ervan op te slaan. Veel studies laten nog open hoe en wanneer fossiel energiegebruik en CCS worden verminderd. CCS kan in Rotterdam door relatief lage kosten en groot potentieel op langere termijn de opschaling van meer duurzame technologische richtingen vertragen.

Zo kan bijvoorbeeld op termijn waterstof als CO2- vrije energiedrager zowel met fossiel aardgas als met hernieuwbare elektriciteit geproduceerd worden. Voor productie op basis van aardgas is het wel noodzakelijk om CCS te blijven toepassen. Dit zou dan weer de ontwikkeling van waterstof op basis van hernieuwbare elektriciteit belemmeren.

Een flink aantal andere plannen heeft volgens het PBL nog niet de concrete voorbereidingsfase bereikt. De beleidsmatige ondersteuning schiet nog tekort om een aantal specifieke grootschalige projecten te realiseren. Onder andere elektrificatie van de industriële warmtevoorziening komt nog maar aarzelend op gang. Ook is elektrificatie soms onzeker door het mogelijke alternatief van waterstof op langere termijn.

Snelle besluitvorming noodzakelijk

Het PBL pleit voor snelle besluitvorming over capaciteit, tracé en een beoogd realisatiemoment aangaande de infrastructuur voor CO2, elektriciteit en warmte.  Dit is cruciaal om onzekerheid bij marktpartijen weg te nemen. Daardoor kunnen meer optimale keuzes worden gemaakt, ook voor de langere termijn. ‘De overheid is nog onduidelijk over de mate waarin in individuele situaties bedrijven worden meegeholpen in de transitie', staat beschreven in het rapport.  Wel zijn de industriële bedrijven in Rotterdam ten opzichte van andere clusters in het voordeel door de ligging aan zee, de bestaande infrastructuur en de mogelijkheden voor verdere ontwikkeling daarvan.’

Dat neemt niet weg dat industrievestigingen in Rotterdam werken binnen strenge financiële kaders, soms elkaars directe concurrenten zijn en gebonden zijn aan mededingingsregels. Dat maakt hen terughoudend met het delen van de eigen plannen en het maken van clusterplannen. Dit kan realisatie van de mogelijke clustervoordelen beperken of vertragen. Bovendien heeft de aanleg van nieuwe infrastructuur een lange doorlooptijd. De industrie heeft daarom groot belang bij een snelle besluitvorming over capaciteiten, locaties en realisatietermijnen van nieuwe infrastructuur voor CO2, elektriciteit en restwarmte. De overheid beoogt deze besluitvorming te versnellen, onder andere via het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI). In dit verband wordt gewerkt aan Cluster Energiestrategieën (CES-en). Of dit zal leiden tot voldoende versnelling is nog niet aan te geven.

In de Havenvisie en het Rotterdams klimaatakkoord wordt voor 2050 gestreefd naar een CO2-neutrale raffinage en chemie, en een circulair haven- en industriecomplex. Hoewel er consensus is over het verminderen van de productie van fossiele brandstoffen door de raffinagesector, zal een circulaire haven en industrie ook een kleinere omvang van de basischemie tot gevolg hebben. Productie van kunststoffen zal op lange termijn vooral plaatsvinden door hergebruik en mechanische recycling en met een veel beperkter gebruik van koolstofhoudende grondstof in de chemische industrie. De gevolgen hiervan voor de haven en industrie zijn potentieel groot en verdienen meer aandacht volgens het PBL.