Dit stuk verscheen eerder in vakblad ROm. ROm is gratis voor ambtenaren ruimte, infrastructuur en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Klik hier voor een abonnement.

In het ruimtelijk werkveld is begin vorig jaar al snel gereageerd op welke ruimtelijke neerslag Covid-19 zou krijgen. Een deel van die reacties is nu al aan revisie toe, wat niet gek is bij een onbekende en ongekende maatschappelijke disruptie als deze. Eén ruimtelijke ontwikkeling die toen al werd gesignaleerd, wordt echter steeds robuuster: het sterk toegenomen gebruik van de groene openbare ruimte in zowel de directe woonomgeving als ver daarbuiten.

Het toenemend gebruik van het groen in de directe woonomgeving is niet nieuw, maar een trend die al sinds 1996 duidelijk werd, het jaar waarin het eerste Grote Groenonderzoek in Amsterdam werd gehouden. We zagen sindsdien een exponentiële groei, waarvan de curve het afgelopen coronajaar nog steiler is geworden. Opmerkelijk is wel de ombuiging van het gebruik van Amsterdammers van het groen buiten Amsterdam. Het gebruik daalde vanaf het einde van de vorige eeuw met name in de in de jaren ’70 aangelegde recreatiegebieden. Cultuurhistorische gebieden als Waterland en Amstelland namen daarentegen juist toe. Maar op basis van observaties en krantenartikelen heeft het er alle schijn van dat ook deze plekken in coronatijden een (sterk) toegenomen gebruik kennen.

Gebruik van stadsgroen in coronatijd nog sneller gestegen

Er zijn verschillende verklaringen gegeven voor het pre-corona groengebruik, waarvan krimpende tijd/ruimte-budgetten een belangrijke is: in moderne gezinnen moeten meer agenda’s nadrukkelijker op elkaar worden afgestemd wat nabijheid tot een steeds meer dwingende variabele maakt in ruimtelijk gedrag.

De beperkende werking van die agenda-afstemming is het laatste jaar echter veel minder krachtig. In de eerste plaats omdat door thuiswerken en het periodiek sluiten van scholen de allocatie van tijd veel flexibeler is geworden. Belangrijker nog is het feit dat mensen en gezinnen veel minder keuze hebben in waar ze hun tijd aan besteden. Wandelen, al dan niet met de kinderwagen, spelen met de kinderen op speelplekken, en elkaar ontmoeten in de open lucht is zowat het enige tijdverdrijf buitenshuis. Het speelt zich per definitie in de (groene) openbare ruimte af.

Die ontmoetingsfunctie van het groen in de buurt was al langer bekend en nam toe, maar is het laatste jaar nog pregnanter geworden. De enorme toeloop in het groen binnen en buiten de stad van vandaag leidt tot spanningen. Ten eerste omdat het soms zo druk is dat er geen gepaste afstand genomen kan worden. Ten tweede omdat rustzoekers zich ‘bedreigd’ voelen door de drukte.

‘De ontmoetingsfunctie van het groen heeft in de stad het primaat’

Dat leidt tot twee belangrijke aandachtspunten in het groenbeleid. De eerste is dat een stad die zich aanpast aan de mogelijk toenemende bedreigingen van een pandemie zorgdraagt voor meer en ruimer woonomgevingsgroen waar de ontmoetingsfunctie centraal staat. Dat laatste is zeer belangrijk. Dat kan, nee moet, gepaard gaan met verdichting van steden. En dat betekent weer dat hoogbouw een belangrijke rol gaat spelen in de vergroening van de stad. En nee, niet op de manier zoals dat in naoorlogs Nederland op de functionalistische manier is gebeurd, denk aan de Bijlmermeer, maar door middel van (gesloten) bouwblokken met hoogbouwaccenten in een gemengd stedelijke setting. Dus geen ‘torens in het groen’.

Het tweede aandachtspunt is dat de complementaire functie van het buitengebied een nog belangrijkere wordt. Uit de Grote Groenonderzoeken weten we dat stedelingen daar activiteiten ondernemen die niet in de stad mogelijk zijn, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende ruimte voor is. Denk aan watersport, wielrennen/mountainbiken en genieten van rust en natuur.

Scherper geformuleerd: de ontmoetingsfunctie van het groen heeft in de stad het primaat, en neemt met toenemende afstand tot de stad af. Het primaat van de cultuurhistorische en natuurbeleving neemt met toenemende afstand toe. Dat lijkt een open deur. Maar als je vanuit dit perspectief naar een barbecueverbod in parken of de functie van volkstuinen kijkt, steekt de tegenwind krachtig op.