De eerste stelling van het debat, ‘de huidige rode contouren bieden voldoende ruimte voor de woningbouwopgave’, leidt direct tot discussie. Een centraal kritiekpunt bij binnenstedelijk ontwikkelen is dat het duur en inefficiënt zou zijn. Julius Terpstra van het CDA voegt daar aan toe dat ‘een miljoen woningen in steden proppen’ ten koste gaat van de leefbaarheid en het groen in die steden.
Niet waar, stelt Songül Mutluer van de PvdA. Volgens haar hoeft binnenstedelijk bouwen niet te botsen met leefbaarheid, mits er bij het bouwen voldoende aandacht is voor kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte. De PvdA blijft dan ook vasthouden aan de binnenstedelijke insteek. Daar reageert Daniel Koerhuis van de VVD dan weer scherp op. Het verhaal van Mutluer is volgens hem ‘inconsistent’. Als je binnenstedelijk wil bouwen, moet het groen in steden er volgens hem wel aan. ‘Dat kan niet anders’.
'Dit is een een valse tegenstelling'
De discussie is niet verbazingwekkend. De vraag of we de benodigde miljoen woningen binnenstedelijk of buitenstedelijk moeten bouwen is een belangrijk thema bij de naderende verkiezingen. De afgelopen jaren was de koers om zo veel mogelijk op binnenstelijke locaties te ontwikkelen. Die insteek is ook leidend in de Nationale Omgevingsvisie. Maar de roep om ook expliciet naar uitleglocaties te kijken klinkt steeds luider.
Zo lopen het CDA en de VVD in hun partijprogramma’s warm voor uitleglocaties. De PvdA houdt juist vast aan de binnenstedelijke koers. D66 geeft aan in eerste instantie voor binnenstedelijk te gaan, maar staat ook open voor stadsuitbreiding. Faissal Boulakjar van D66 zoekt het antwoord dan ook ergens in het midden. ‘We moeten een miljoen woningen bouwen, en dat moet volgens mij overal gebeuren. Ik hoor hier een valse tegenstelling. Ook de VVD en het CDA willen binnenstedelijk bouwen. Je moet ook niet doen alsof we parken in steden gaan volbouwen, dat is niet het geval.’
Opvallend aan het debat is de aanwezigheid van alle overheidslagen: het Rijksniveau, de provincie en de gemeente zijn erbij. Landelijk politici Daniel Koerhuis (VVD), Julius Terpstra (CDA), Songül Mutluer (PvdA) en Faissal Boulakjar (D66), de Utrechtse wethouder Klaas Verschuure (D66), de Amstersfoortse wethouder Astrid Janssen (GroenLinks) en de Utrechtse gedeputeerde Rob van Muilekom (PvdA) zijn aanwezig. Overigens zijn de bestuurlijke contrasten minder sterk dan ze lijken. Zo zijn Mutluer en Boulakjar op dit moment wethouder in respectievelijk Zaanstad en Breda, en staat Janssen op de kieslijst van GroenLinks. Debatleider was Boris van der Gijp, Commercial Real Estate Director bij Syntrus Achmea Real Estate and Finance.
Gemeente en provincie: wij hebben plannen op orde
Hoe staan gemeentelijke en provinciale bestuurders in deze discussie? Zij zijn immers verantwoordelijk voor de concrete invulling van de woningbouwopgave. In hun plannen kiezen de provincie Utrecht en de gemeentes Utrecht en Amersfoort (vooralsnog) voor binnenstedelijk.
Tekenend voor de discussie is de Rijnenburgpolder nabij Utrecht. Het CDA en de VVD dienden eerder een motie in waarin zij demissionair minister Ollongren van BZK verzochten om een proactieve aanwijzing te doen bij de polder. Met zo’n aanwijzing kan de landelijke overheid voor de gemeente Utrecht bepalen wat de bestemming van de polder wordt. De partijen zien hier graag een uitleglocatie met duizenden woningen verrijzen, maar de gemeente en provincie willen er eerst een energielandschap realiseren. De motie werd met een nipte meerderheid aangenomen door de Kamer, maar Ollongren legde deze naast zich neer op basis van hoge benodigde investeringen in infrastructuur.
'Het is een sprookje dat buitenstedelijk ontwikkelen goedkoop is'
Rob van Muilekom, gedeputeerde in Utrecht: ‘Alle Utrechtse gemeenten zijn bezig met goede plannen voor woningbouw. Maar natuurlijk wil ik de discussie niet uit de weg gaan. Als we over vijftien of twintig jaar binnenstedelijk tekort komen, moeten er tijdig goede uitleglocaties zijn. Maar daar zijn wel flinke investeringen voor nodig, bijvoorbeeld in infrastructuur. Het is een sprookje dat buitenstedelijk ontwikkelen goedkoop is.’
Terpstra: ‘Maar we zijn al op dat punt aanbeland!’ Koerhuis: ‘De provincie Utrecht heeft de minste harde plannen van heel Nederland!’ ‘Er wordt soms een karikatuur gemaakt van Utrecht’, brengt de Utrechtse wethouder Klaas Verschuure daar tegenin. ‘We zijn nog steeds bouwkampioen van Nederland, we laten zien dat het kan.’ ‘Wij hebben onze locaties op orde’, vult de Amersfoortse wethouder Astrid Janssen aan.
De discussie verschuift naar wie de regie moet nemen in de woningbouwopgave, ook een belangrijk thema bij de verkiezingen van 17 maart. Moet een nieuwe minister van Ruimte en Wonen woningbouwlocaties aanwijzen? Verschillende partijen scharen zich in hun programma’s achter dergelijke regie. Zo roepen zowel D66, de PvdA als het CDA op tot heroprichting van een apart ministerie voor wonen, milieu en ruimtelijke ordening. De naam die de partijen aan dit ministerie geven verschilt, de strekking komt overeen: het Rijk moet met strakkere hand over de woningbouw regeren, bijvoorbeeld met het aanwijzen van locaties.
De decentrale bestuurders zijn daar geen voorstander van. Wel kan het Rijk volgens wethouder Janssen helpen met het invullen van randvoorwaarden, bijvoorbeeld voor onrendabele publieke toppen bij infrastructuur. Van Muilekom sluit daarbij aan: ‘De woningbouwimpuls van één miljard is een goed begin, nu moeten we dit doortrekken naar structureel beleid.’
Ouderen wel in de stad
Een speciale rol in het debat is weggelegd voor ouderen. Nederland vergrijst, dus de vraag naar passende woonvormen voor senioren neemt toe. Dat biedt kansen voor doorstroming: ouderen die nu in te grote gezinswoningen zitten vinden hun heil in geschikte appartementen, jongeren betrekken vervolgens die vrijgekomen gezinswoningen. De verhuisbereidheid onder ouderen is groot, maar het ontbreekt vaak aan geschikte alternatieven.
Volgens Terpstra is het zaak dat op tijd ingezet wordt op het doorstroomproces. Hij haalt er een persoonlijk voorbeeld bij: ‘Mijn oma is 88 en woont in een kast van een huis. Zij denkt nu na over doorstroming, maar eigenlijk is het nu al te laat.’
Waar de aanwezige debaters het over eens zijn: nieuwe bejaardentehuizen zijn niet de manier om de doorstroming op gang te brengen. Boulakjar: ‘Ouderen worden steeds vitaler, dus die moet je midden in de wijk laten wonen.’ Verschuure: ‘Ik kan me niet voorstellen dat senioren in bejaardentehuizen willen wonen, want ze voelen zich vaak niet bejaard.’
'Ouderen voelen zich niet bejaard'
In plaats daarvan pleiten de aanwezigen voor een inzet op ‘nieuwe woonvormen’. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de zogenaamde ‘knarrenhofjes’, die nu in verschillende plaatsen in Nederland verrijzen, waaronder in Boulakjars Breda. Het zijn kleinschalige sfeervolle ouderwetse hofjes, die samenkomst stimuleren maar met voldoende individuele vrijheid.
Opvallend is dat links en rechts het eens zijn over de locatie van die nieuwe woonvormen: in de bestaande stad, zodat de senioren de verbintenis met de huidige woonomgeving niet kwijtraken. Mutluer vat samen: ‘Die nieuwe woonvormen en seniorenappartementen moeten we binnen de stad bouwen, dichtbij voorzieningen, met drie kamers zodat de kleinkinderen kunnen logeren.’
Wethouder Janssen pleit afsluitend voor een terugkeer voor volkshuisvesting. Volgens haar zijn de perikelen met seniorenhuisvesting het gevolg van marktwerking in de woningmarkt. ‘We hebben de afgelopen regeerperiodes afscheid genomen van volkshuisvesting. Nu zien we dat de woningmarkt zich ook echt als markt gaat gedragen, met onvoldoende aandacht voor bepaalde groepen, zoals senioren. We moeten dus terug naar echte volkshuisvesting, en het aanbod creëren waar ook vraag naar is.’