Het Living Lab in Scheveningen is bezig met het aanleggen van een infrastructuur (glasvezel en stroomvoorziening) aan de boulevard, met als doel om innovatieve oplossingen voor maatschappelijke problemen – zoals veiligheid – toe te passen. Voor bezoekers aan de boulevard zijn de lantaarnpalen, die met een sensor, camera of andere technologie zoveel mogelijk data moeten verzamelen, misschien wel het zichtbaarst. SensHagen een vergelijkbaar doel, maar pakt het anders aan. In Zwolle wordt gebruikgemaakt van sensoren in achtertuinen, om op deze manier het wateroverlastprobleem op te lossen.
Het verschil tussen beide projecten zit vooral in de scope en de omvang. Waar in Scheveningen jaarlijks veertien miljoen mensen – bewust of onbewust – in aanraking komen met de infrastructuur, betreft dat in Zwolle ‘slechts’ de bewoners met een sensor in de tuin en een groep geïnteresseerden. Beide projecten hebben dan ook baat bij hun eigen vorm van bewonersparticipatie.
Living Lab in Scheveningen
Het Living Lab in Scheveningen zag in 2017 het levenslicht, maar de infrastructuur werd in september 2020 pas écht gelanceerd. Een aantal maanden eerder werd met de oprichting van de Innovatietafel op Scheveningen (ITOS) al een flinke slag geslagen op het gebied van bewonersparticipatie. Deelnemers aan de ITOS worden met regelmaat op de hoogte gehouden van het project en kunnen hun eigen ideeën aandragen. Zo is er dit jaar al met buurtbewoners gesproken over wat en hoe technologie kan bijdragen aan de beleving van geluidsoverlast.
‘Het is goed om de bewoners te betrekken bij het Living Lab’, zegt Tijn Kuyper, accountmanager Digitale Innovatie en Smart Cities bij de gemeente Den Haag. ‘Als je dat niet doet, weet je ook minder goed waar je het voor doet. Uiteindelijk wil je voor de bewoners de stad milieuvriendelijker, economisch aantrekkelijker en leefbaarder maken.’
Voor oprichting van he ITOS deed het Living Lab ook al aan bewonersparticipatie, maar nog niet eerder was deze zo zichtbaar. Dat kwam deels doordat het Living Lab toen nog in de kinderschoenen stond. Het project werd in de beginjaren samen met een consortium van partijen uitgevoerd. ‘Maar een partner (Eneco, red.) heeft daarna gebruikgemaakt van een exitmoment. Een consortiumaanpak bleek te complex, onder andere vanwege de verschillende belangen en de financiële middelen die ermee gemoeid waren.’
Deze samenwerking heeft veel inzichten opgeleverd, waaronder het inzicht dat een aanpak in kleinere en overzichtelijkere stappen beter werkt dan een vooraf gedefinieerd masterplan. De kleinschaligheid kan het makkelijker maken om bewoners te betrekken, omdat per fase en deelgebied accurater ingespeeld kan worden op hun wensen.
‘Zo leren we stapsgewijs meer. Wat werkt, kunnen we opnieuw uitvoeren. Dat maakt het project ook nog eens flexibeler en toekomstbestendiger.’ Deze nieuwe inzichten kwamen voort uit de evaluatie na het exitmoment. ‘Toen de use cases van start konden gaan, is ook de bewonersparticipatie geïntensiveerd. De ITOS is daar nu dus een mooi voorbeeld van. Het laat zien dat ook bewoners een actieve rol kunnen spelen in het meedenken en meebeslissen over de openbare ruimte.’
SensHagen in Zwolle
SensHagen ging in 2018 van start. In tegenstelling tot het Living Lab in Scheveningen vormt bewonersparticipatie hier van meet af aan de kern van het smartcityproject. Dat komt vooral omdat het project in Zwolle zich niet in de openbare ruimte afspeelt, maar (grotendeels) in de achtertuin van bewoners. SensHagen heeft bewoners in de wijk Stadshagen nodig die bereid zijn om een sensor in hun achtertuin te hangen. Op deze manier kunnen zij gegevens verzamelen over luchtkwaliteit, neerslag, verdamping, hitte en wind.
‘De bewoners in deze wijk hebben in het bevolkingsonderzoek aangegeven dat ze zich zorgen maken over klimaatverandering en wateroverlast’, zegt Marcel Broekhaar, werkzaam als programmaleider slimme samenleving bij de gemeente Zwolle. ‘We hebben daarna nagedacht over hoe de bewoners een rol konden spelen bij het oplossen van deze uitdaging, en over hoe wij meer grip op deze situatie konden krijgen. Locatiedata bleken de oplossing te zijn, waarna we een strategie hebben uitgerold.’
Bewoners die sensoren adopteren maken een essentieel onderdeel uit van deze strategie. ‘Ze raken nog meer betrokken omdat ze ook echt helpen met de metingen. Daardoor maken ze de lokale situatie inzichtelijker en begrijpen wij de uitdaging beter. Daarna kunnen we gaan nadenken over een passende aanpak.’
Die oplossingen hadden er nooit zonder het meten van data kunnen komen, simpelweg omdat daar nog niet genoeg over bekend is. Broekhaar: ‘Onderweg zullen we het ervaren. We werken organisch, waardoor we ons steeds meer kunnen verbeteren en aanpassen. Het is een oneindig project, maar we kunnen in de nabije toekomst nu wel beginnen met experimenteren. We hebben gezien dat het in de wijk Stadshagen bijvoorbeeld erg warm is. Als de wijk groener wordt zien we welke effecten dat heeft op de temperatuur in de wijk.’
Aan SensHagen werken veel partners (onder meer het RIVM en het KNMI) samen. Deze partners hebben allemaal eigen motivaties om aan het initiatief te werken, maar verliezen nooit uit het oog dat zij niet de partijen zijn die het meeste uit SensHagen moeten halen. Dat moeten namelijk de inwoners zijn. ‘Zij willen een fijnere plek om te leven. Dat is dus ook voor ons het uitgangspunt’, zegt Broekhaar.
Data en technologie lenen zich daar bij uitstek bijzonder goed voor. ‘Als je het juist aanpakt, dan kun je de stad echt fijner maken. Ik denk dat elke stad wel een dergelijk project wil, maar dat zij nog niet echt weten hoe ze dat moeten doen. Ik denk dat de gemeenten het andersom moeten bekijken. Ze schetsen context van de plek waarin ze werken, maar moeten inzien hoe ze tot dat inzicht zijn gekomen’, aldus Broekhaar. Daarmee bedoelt hij nadrukkelijk dat bewoners een belangrijke rol spelen bij het inzichtelijk maken en oplossen van de problemen in een stad: zonder hen is er geen smart city.