In het vierjarig onderzoek ontwikkelen de partijen, verenigd in het Nationaal Consortium Zon in Landschap, richtlijnen voor de inrichting en het beheer van zonneparken. Aan de hand hiervan ontwikkelt NL Greenlabel een certificering dat moet aantonen dat een zonnepark bijdraagt aan de biodiversiteit en koolstofopslag in de bodem. Met het label weten mensen zeker dat een park ook een meerwaarde heeft voor bodem en biodiversiteit, zegt Alex Schotman, onderzoeker energietransitie & biodiversiteit bij WUR en projectleider. ‘Dit geeft hopelijk meer vertrouwen in het ontwikkelen van zonneparken die we, naast zon op dak, hard nodig gaan hebben.’
Voor het ontwikkelen van de richtlijnen wordt gekeken welke invloed verschillende vormen van beheer en ontwerp hebben op de bodem, flora en fauna. Het project vormt een aanvulling op onderzoek door LC Energy, WUR, TNO, Eelerwoude en SolarCentury naar de opbrengsten van tweezijdig werkende panelen op zonneparken. Bij tweezijdig werkende panelen is er meer ruimte tussen de panelen, wat naar verwachting de biodiversiteit en bodemkwaliteit ten goede komt.
Een zonnepark kan zorgen voor een verhoging van de natuurwaarden, bijvoorbeeld als deze wordt aangelegd op voormalig (vaak intensief gebruikte) landbouwgrond. Maar uit onderzoek blijkt dat de kansen voor de biodiversiteit niet altijd benut worden en slechts een klein deel van de zonneparken wordt beheerd met het oog op biodiversiteit. Vooral een bemeste bodem belemmert de biodiversiteit. Wordt een zonnepark aangelegd op voormalig landbouwgrond, dan moet de toplaag worden afgegraven, of moet het gebied worden beheerd met het oog op verschraling. In het ontwerp moet onder meer sprake zijn van voldoende lichtinval op de bodem en ruimte tussen de panelen.
Het Nationaal Consortium Zon in Landschap maakt voor het onderzoek gebruik van MOOI-subsidie (Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie), een regeling voor klimaatinnovaties waarvan hernieuwbare energie op land een van de pijlers is.