In een oude tweespanmotor reizen Huub Stapel en Wim Daniëls door Nederland. Voor het programma ‘Het Dorp’ gaan ze ’s lands dorpen af, op zoek naar het dorpsgevoel. Het is een MAX-programma volgens het boekje, voortbouwend op het gelijknamige lied van Wim Sonneveld. Stapel en Daniëls kuieren over beklinkerde straatjes, en keuvelen over al dat bekend en vertrouwd aanvoelt bij dorpen. Het is er klein maar fijn, rustig en de mensen kennen elkaar nog. Er hangt een zweem van nostalgie over het programma, wat ongetwijfeld niet alleen de doelgroep waardeert. Zoals Sonneveld het zong: ‘Wat leefden ze eenvoudig toen, in simpele huizen tussen groen’.
Het programma maakte iets in me los. Ik mag me officieel een geboren en getogen stedeling noemen, want de plek waar ik opgroeide heeft al eeuwenlang stadsrechten, maar in doen en laten is IJzendijke in Zeeuws Vlaanderen zo dorps als maar kan. Ik kende mijn buren, begroette iedereen op straat, en was onderdeel van een sterk verenigingsleven. Bij aanvang van mijn studententijd verruilde ik de drieduizend inwoners van IJzendijke voor de honderdduizenden van Utrecht. En met mij vele anderen. Dorpen zoals geportretteerd in het programma, en het dorp waar ik opgroeide, stromen leeg. Er is minder werk en een ander perspectief. De 21e eeuw is de eeuw van de stad.
En toch kan de stad nog het één en ander leren van het dorp. De kracht van het dorp vinden we in het sociaal kapitaal van haar bewoners. De stad en het platteland zijn goed voor verschillende soorten sociale netwerken. Dat onderscheid werd in 2000 al voorgesteld door Robert Putnam, en is sindsdien ook empirisch aangetoond. Laten we vooropstellen: de stad biedt geweldige kansen voor je brede sociale kapitaal. Je komt in aanraking met heel veel mensen die op jou lijken, maar ook genoeg van je verschillen om je horizon te verbreden. Mensen met een breed netwerk krijgen meer kansen op hun pad en kunnen die kansen beter verzilveren. Daar staat tegenover dat dorpsgemeenschappen een dieper sociaal netwerk bieden aan hun bewoners. Dat diepe netwerk is geslotener dan het brede van de stad, maar de sterke gemeenschapszin biedt voordelen in moeilijke tijden. Iemand met een diep sociaal netwerk, kan daarop terugvallen wanneer nodig. Een goede buur is beter dan een verre vriend.
En laten we nou net in moeilijke tijden leven. De coronacrisis laat het belang van de diepe sociale verbintenis des te meer zien. Juist in steden. Gelukkig hebben we anno 2021 een uitgelezen kans om de sociale verbondenheid in steden een impuls te geven: de woningbouwcrisis. Nu we er en masse woonwijken bijbouwen en er op los transformeren, kunnen we het sociale weefsel in de stad versterken. Daarbij ligt voor stedenbouwkundigen en ontwerpers een belangrijke rol weggelegd. De fysieke eigenschappen van een plek zijn, naast sociale en maatschappelijke organisatie, namelijk van grote invloed op de sociale verbondenheid die stedelingen met hun medebewoners voelen. Bepalend in hoe mensen met elkaar interacteren ben je als ontwerper nooit, maar je kan wel flink sturend zijn.
Laten we beginnen met de openbare ruimte. Dit is de primaire ontmoetingsplaats voor mensen die elkaar nog niet kennen. Onderzoeken naar of mensen zich verbonden voelen met hun omgeving en met hun stadsgenoten, laten zien dat de openbare ruimte hierin een fundamentele rol speelt. Tijdens een wandeling een kleine blikwisseling met een voorbijganger, een voorzichtige glimlach, het maakt meer verschil dan je denkt. Zorg dus altijd voor prettige buitenruimte, die zich niet alleen leent voor snel van A naar B fietsen, maar die ook uitnodigt tot ontmoeting.
Ten tweede: voorzieningen en schaal. Het traditionele stadsmodel, zoals ooit ontstaan vanuit de dorpskern, gaat uit van een centrum waaromheen woonwijken zitten. Tuurlijk, die wijken hebben wel wat voorzieningen, maar voor het echte werk moet je naar de kern van de stad. Daarmee wordt de belevingswereld te groot en onsamenhangend, de verbintenis met de plek waar je woont staat onder druk. Dat kan anders. Zorg dat de wijk een soort dorpje in de stad is, met lokale voorzieningen die bewoners zich eigen kunnen maken. Mensen die zich verbonden voelen met hun wijk in plaats van enkel de overkoepelende stad, hebben ook vaker een dieper sociaal kapitaal. En over kapitaal gesproken: de gemeente kan hier in ondersteunen, door voorzieningen op wijkniveau uit de grondopbrengst op te financieren.
Natuurlijk moeten de ‘dorpjes in de stad’ wel een goede samenhang met de omliggende wijken hebben. Het moeten geen afgezonderde enclaves worden. Je wilt immers niet dat de voordelen van een dorpse benadering ten koste gaan van de voordelen van de stad. De nieuwe verstedelijkingsstrategie van Utrecht is wat dit betreft een goed begin. De stad zet in op het ontwikkelen van vijf nieuwe centra, rondom het al bestaande centrum, verbonden met een multimodaal transportsysteem.
En ten derde: leer van het verleden. Tijdens de wederopbouwtijd stampten we in rap tempo nieuwe wijken met galerijflats uit de grond, met gescheiden functies naar de principes van architect en stedenbouwkundige Le Corbusier en het CIAM. Theoretisch beschouwd was de functionele stad best interessant, maar uiteindelijk in de praktijk niet altijd geslaagd. Door de opzet van deze gebieden is sterke sociale verbintenis er ver te zoeken. Heel snel bijbouwen zonder oog voor de menselijke maat is dan ook niet de oplossing, weten we nu.
Ook een waardevolle les: de VINEX-wijken. Vanuit stedenbouwkundig en architectonisch perspectief soms wat vragen oproepend, maar vanuit bewonersperspectief voor velen zeer geslaagd. De suburbane VINEX-stedelingen zijn over het algemeen gelukkiger dan hun hoogstedelijke soortgenoten. Niet geheel toevallig lijkt de gemiddelde VINEX-wijk meer op het gemiddelde dorp dan het gemiddelde stadscentrum.
En laten we nou net behoefte hebben aan wat meer dorpsigheid. Het kan, met slim ontwerp, prima in de stad. Laat de stad terugkijken naar haar dorpse verleden, voor een fijner leven voor stedelingen in het moeilijke heden. Dan heb je als stedeling én je brede sociale netwerk met verre vrienden, maar krijg je ook een diep netwerk met goede buren.