In de transitie naar aardgasvrije wijken doen zich ‘structurele knelpunten’ voor, aldus het PBL in het donderdag gepubliceerde rapport Warmtetransitie in de praktijk. Leren van ervaringen bij het aardgasvrij maken van wijken. In de proeftuinen wordt veel geleerd, maar er is meer maatwerk nodig dan gedacht en de gevonden oplossingen zijn contextafhankelijk, waardoor de ene oplossing niet zomaar elders kan worden toegepast. Het maatwerk richt zich zowel op de woningen en technische oplossingen, als op de inwoners van de wijk en het transitieproces zelf. Zo ontbreken strandaardstructuren voor kostenverdeling en zijn binnen wijken grote verschillen in de bereidheid van bewoners om mee te gaan in de transitie.

Voor de publicatie interviewde het PBL betrokkenen, onder wie ook bewoners, van tien proeftuinen uit de eerste ronde van het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW). Verder sprak het planbureau met betrokkenen bij vier initiatieven die geen onderdeel uitmaken van de PAW, maar wel voorlopen in de warmtetransitie. Uit de interviews blijkt dat veel dingen waar betrokkenen tegenaan lopen, zich buiten hun invloed bevinden en vragen om ingrijpen op hoger niveau.

Zicht op complexiteit

Knelpunten van lokale initiatieven en bijbehorende oplossingen komen vroegtijdig aan het licht doordat op kleine schaal gestart is, zegt transitieonderzoeker Marloes Dignum, die het onderzoek leidde. ‘De proeftuinen helpen om zicht te krijgen op de aard en omvang van de knelpunten, zodat deze kunnen worden opgelost, en de transitie kan versnellen. Zicht op de complexiteit is daarmee een noodzakelijke eerste stap.’

Proeftuinen zoeken nu zelf naar manieren om uitdagingen het hoofd te bieden. Om op te schalen, moeten structurele problemen geadresseerd worden, stelt het PBL. Hoewel enig maatwerk nodig is, passen gedetailleerde maatwerkoplossingen in elke wijk niet bij het tempo waarmee de warmtetransitie moet plaatsvinden.

Systeembarrières

In het rapport licht het PBL vijf ‘systeembarrières’ toe die invloed uitoefenen op het aardgasvrij maken van wijken. Allereerst is er sprake van belemmerende wetgeving of wetgeving die nog in ontwikkeling is en daardoor onvoldoende sturing geeft. Onduidelijk is hoe gefinancierd moet worden en wie bijvoorbeeld de financiële risico’s draagt. Ook knelt het in capaciteit, vooral bij gemeentes, terwijl naar verwachting de komende jaren nog meer van hen gevraagd zal worden.

Ook is er volgens het PBL geen instrumentarium voorhanden om bezoekers te verleiden mee te werken aan het aardgas vrijmaken van de wijk en daarmee het proces te versnellen. Dat geldt volgens het planbureau ook voor communicatie om burgers mee te krijgen in de transitie. Een ‘breed gedragen en overkoepeld verhaal’ ontbreekt, waardoor betrokken bij de proeftuinen nu telkens zelf bewoners moeten motiveren.

Sturing van het Rijk

Volgens het PBL kan het Rijk condities faciliteren om lokale ontwikkelingen gemakkelijker te maken. Ze zet bijvoorbeeld de kaders waarbinnen gemeenten de mogelijkheid moeten zoeken om voldoende kennis, kunde en tijd menskracht beschikbaar krijgen om de regierol verder op te pakken. Om deze transitie te kunnen realiseren, moeten gemeenten in staat zijn om bewoners goed te betrekken. Hiernaast moeten keuzes worden gemaakt op het gebied van verdeling van kosten en risico’s.

Woensdag presenteerde het CBS recente cijfers over het aantal aardgasvrije woningen. Volgens het CBS zijn tussen 2017 en 2018 (grotendeels voor dat start van de eerste proeftuinen in oktober 2018) 12 duizend bestaande woningen van het gas afgehaald. Gemeenten Loppersum en Purmerend lopen daarin voorop. Beide gemeenten sloten in 2018 aan bij de eerste ronde van het PAW. Bij nieuwbouwwoningen hebben (afgezet tegen het aantal inwoners) gemeenten Vaals en Zeewolde het grootste aandeel gasvrije woningen.

Op 1 januari 2019 was 5,7 procent van de woningen in ons land aardgasvrij. Volgens het Klimaatakkoord moeten in 2030 anderhalf miljoen woningen aardgasvrij zijn – ongeveer een vijfde van het huidige woningbestand – en in 2050 bijna zeven miljoen woningen.