Door Arie den Breejen, expert Omgevingsrecht en onder meer hoofdredacteur van het Journaal Geluid, vakblad over geluidhinder van SDU. De column waar Den Breejen aan refereert, vindt u hier.

De Omgevingswet zal redelijk tandeloos blijken ten aanzien van grote problemen. De diverse instrumenten zullen voornamelijk een explosie aan bureaucratie en problemen veroorzaken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de instrumenten waarover De Zeeuw de loftrompet blaast.

Het programma bindt, anders dan De Zeeuw stelt, het vaststellende orgaan juridisch helemaal niet. Geen burger zal met vrucht een beroep op niet-naleving bij de rechter van zo’n programma kunnen doen, zelfs niet wanneer die naleving wettelijk is voorgeschreven. Dan hoeft het bestuursorgaan in verzuim alleen maar de vergadertafels op te zoeken om een herziening van het programma voor te bereiden. Vrijblijvendheid en oeverloosheid zitten chronisch ingebakken in het programma.  
Gebleken is trouwens dat bestuursorganen in dit land al veel moeite hebben met naleving van wettelijke programma’s. Fatale termijnen worden niet zelden met jaren overschreden, zelfs met programma’s die maatschappelijk weinig om het lijf hebben.

Ook inhoudelijk zal het programma voor de aanpak van problemen niet goed werken en veel vertraging opleveren. Het programma is een log instrument dat niet geschikt zal zijn voor toegesneden besluitvorming voor veel problemen. De inhoudelijke en juridische fijnslijperij zal in veel gevallen pas in het vervolgtraject plaatsvinden. In dat traject zullen de echt pijnlijke beslissingen moeten vallen met alle te verwachten onrust en vertraging(sstrategieën).
Het stikstofdossier kan in dit verband ter illustratie dienen, een dossier dat in hoge mate de inspiratiebron lijkt te zijn geweest voor het programma-instrument van de Omgevingswet.  

Het instrument van de instructieregels zal ongetwijfeld ook tot grote problemen leiden. De inhoud van die instructieregels zullen alle gemeenten in ons land verplicht in hun omgevingsplannen hebben op te nemen. De vraag is of zij voor die taak qua capaciteit en deskundigheid zijn berekend. Deze taak impliceert nogal wat kennis van de inhoud van de vele onderwerpen en bovendien behoorlijk wat wetgevingsvaardigheid. Ook zullen gemeenten het bij de uitoefening van die taak, anders dan het Rijk, moeten doen zonder de kritische inbreng van allerlei deskundigencolleges. Een schrikbare vermindering van de wetgevingskwaliteit ligt volgens mij voor de hand, wat zal uitmonden in meer langdurige discussies, verloren rechtszaken, en problemen met uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Het enige instrument dat naar ik verwacht wel naar behoren zal werken is het projectbesluit. Maar een dergelijk instrument is reeds in de huidige wetgeving aanwezig, zoals De Zeeuw ook constateert. Daarvoor is de Omgevingswet dus helemaal niet nodig, een wet die naar mijn mening ook anderszins weinig anders zal opleveren dan een ongekende verspilling van belastinggeld en meer problemen dan ons (en onze kinderen) lief zal zijn.