Met name in de Rijn, Maas, Overijsselse Vecht en in het IJsselmeergebied staat het water hoger dan normaal. Zo staat bij Lobith, de plaats waar de Rijn Nederland binnenstroomt, het water nu 14,52 meter boven het NAP. De waterschappen verwachten dat dit de komende dagen toeneemt. Toch valt de gevallen neerslag relatief gezien mee. Na een warm najaar in 2020 begon het pas laat in december te regenen. De neerslag in het winterseizoen is dan ook niet bovengemiddeld veel, en zelfs nodig om een buffer op te bouwen voor het volgende droge seizoen.

De opvallend grote regionale verschillen kennen meerdere verklaringen. Allereerst laat het weer zich niet sturen. Zo viel er onlangs veel regen in het noorden en westen van Nederland, waar de (grond)waterstanden al relatief hoog staan, terwijl de droge gebieden in het oosten dit veel harder nodig hadden. Dit zijn met name regio’s Gelderland, Overijssel, Brabant en Limburg. Omdat het westen lager ligt dan de rest van het land kan het water vervolgens niet afstromen naar het oosten. Hierdoor lopen ook rivieren als de Rijn en Maas sneller af naar de lage Randstedelijke gebieden.

Klimaat vraagt om nieuwe aanpak

‘Door het veranderende klimaat krijgen we vooral te maken met extremere weersituaties’, licht Jane Alblas van de Unie van Waterschappen toe. Hierbij verwijst ze in het bijzonder naar de droge zomers van de laatste jaren, waardoor het waterniveau daalt en de buffers verkleinen. 2020 was het derde jaar op rij waarbij er sprake was van ernstige droogte in het land, met veel gevolgen voor het werk van de waterschappen. ‘Maar het is niet alleen de droogte die nieuwe uitdagingen brengt. We hebben ook te maken met steeds meer en heftigere regenbuien.’

Terwijl de waterschappen in het verleden voornamelijk bezig waren met het afvoeren van water, om zo een leefbare omgeving te behouden, vraagt de toenemende droogte nu om een andere aanpak. Men moet het water langer en beter gaan vasthouden.

Omdat de landelijke gebieden een grote rol spelen in het watergebruik, ligt hier ruimte voor ingrijpen. Door bijvoorbeeld boeren hun land niet meer te laten besproeien in droge tijden, of door afspraken te maken met grote waterverbruikers als boerenbedrijven of industrie om zuiniger met water om te gaan. Ook verhogen veel waterschappen in het oosten hun waterpeil, soms tot maximaal. Normaliter schakelen zij in de winter terug naar een lager peil, maar met drogere periodes in het verschiet houden ze het water langer vast in kanalen en sloten. Als er onverwacht toch veel regen valt, bestaat wel het risico dat het vastgehouden water overlast veroorzaakt.

Water in de stad

Steden in het westelijke deel van Nederland liggen relatief laag. Daarom is hier altijd aanvoer van water en zijn zij minder afhankelijk van regen. Door de onregelmatigheid liggen de waterstanden in stedelijke gebieden momenteel eerder te hoog dan te laag. Toch heeft de droogte ook invloed op de steden. Lagere grondwaterstanden kunnen bijvoorbeeld leiden tot verzakkingen en schade aan funderingen. ‘Zowel, de gemeente als de provincie en het waterschap hebben een rol in grondwaterbeheer. Alleen door samen goede afspraken te maken en meer onderzoek naar grondwater uit te voeren, kunnen we dit soort schades beperken’, aldus Alblas.

Een effectieve manier om wateroverlast in de stad tegen te gaan is het vasthouden van neerslag. ‘Om in te spelen op extreem weer, zullen steden meer moeten vergroenen. Veel groen in de stad brengt koelte bij hitte, maar zorgt ook dat water beter kan worden opgeslagen en geleidelijk in de bodem zakt’, benoemt Alblas. ‘Een gezonde bodem werkt als een spons. Het houdt water vast en kan water loslaten’. Een hoop maatregelen werken tegen deze verstening van steden. Denk aan het ontwerpen van genoeg parken, maar ook aan het stimuleren van groene tuinen.